22 September 1923 – Geneesmiddelkosten voor mijnwerkers

Maar liefst 36 pagina’s zijn in deze aflevering gewijd aan het verslag van de 72e ledenvergadering der NMP. En dan ook nog eens 19 aan de Pharmaceutische Conferentie die samenhing met die leden- vergadering. Als vermeldenswaardige lezingen daar gelden die over het indampen van vloeistoffen alsmede het streven tot de normalisatie van desinfectiemiddelen. Dat dit laatste een doodgeboren kind zou worden werd toen al beseft omdat “desinfectiemiddelen specifiek in hunne werking zijn”. Toentertijd werd voor de normalisatie in Zuid-Afrika de carbolzuurcoëfficient gehanteerd die was gerelateerd aan de werking op typhusbacillen.

Een bijzondere analyse behandelt het jaarverslag 1922 van het Algemeen Mijnwerkers Fonds (AMF) waarbij toen 88.809 “zielen” waren aangesloten (afbeelding, © gluckauf.nl). Daaruit bleek dat de kosten voor de geneesmiddelvoorziening van deze zielen gemiddeld  ƒ 2,35 per ziel per jaar bedroeg. Heel bijzonder is dan dat van dit bedrag slechts ƒ 0,01 werd toegerekend aan (poliklinische) specialisten-recepten: “op de grote massa huisartsenrecepten wegen ondertusschen de kosten der specialisten-recepten licht”. In een klein bericht wordt aandacht geschonken aan de prijs die werd verleend door de Nederlandsche en Nederlandsch-Indische Tuinbouw- en Bloemententoonstelling bij gelegenheid van haar 50-jarig bestaan in 1923. Deze prijs betrof een gouden medaille voor de meest volledige verzameling van in pot gekweekte geneeskruiden, uitgereikt aan de Hortus Botanicus in Amsterdam.

15 September 1923 – Ouwels en pleisters

Deze week lezen we in de PW aflevering over een tweetal doseervormen die 100 jaar geleden gangbaar waren maar nu het toneel hebben verlaten. En beide werden toentertijd ook nog zelf in de apotheek bereid. Voor poeders werden ouwels gebruikt om ze te verpakken en er bestond zelfs een instrument om dat semi-machinaal te doen (afbeelding). De ouwel is nog tot in de tweede helft van de vorige eeuw in gebruik gebleven als doseervorm. Met name het geneesmiddel Antigrippine is tot die tijd als ouwel leverbaar gebleven.

Pleisters, een kneedbare massa voor aanwending op de huid, waren ook zo’n nu vergeten doseervorm. Voor dergelijke pleisters bestonden voorschriften waarin gebruik werd gemaakt van natuurlijke rubber (caoutchouc). Maar omdat die moeilijk te verwerken was werd rond deze tijd geëxperimenteerd met latex-poeder als industriële rubber, dat sinds het eind van de 19e eeuw beschikbaar kwam. Het latex heeft het verdwijnen van de pleister als doseervorm niet kunnen tegenhouden. Toegepast als condoom is het echter een groot succes geworden.

In een bericht over de Nederlandse Jaarbeurs (de negende in 1923) wordt ook gerept over de “zuiver pharmaceutische afdeeling” aldaar. Nieuwkomers dat jaar waren Brocades en Stheeman met een middel tegen jicht gebaseerd op mierezuur, alsmede de Amsterdamsche Chininefabriek die er zijn nieuwe versuikerde kininetabletten introduceerde. Onder de recidivisten treffen we dan de firma GABA met de toen al bekende Wybert-tabletten. De meest exotische standhouder was echter ongetwijfeld de N.V. Utrechtse Asphaltfabriek die er zijn koolteerprodukten ten toon spreidde.

8 September 1923 – Gedoe in ziekenhuizen

We kunnen ons nu anno 2023 het leven in een farmaceutisch-analytisch laboratorium niet meer voorstellen zonder de aanwezigheid van een (gevalideerde) pH-meter, maar die bestonden 100 jaar terug nog niet. En dus werden maar liefst 17 pagina’s in deze aflevering van het PW gewijd aan de pH-meting met indicatoren.

Eveneens ondenkbaar nu is de benoeming van een chemicus tot ziekenhuisapotheker; in 1923 echter werd Mej. Dr. B.J. Holwerda, scheikundige aan het landbouwproefstation te Hoorn benoemd tot apotheker aan het Ziekenhuis, aan den Coolsingel te Rotterdam (afbeelding).

Toentertijd bestond ook de Nederlandsche Vereeniging tot bevordering der belangen van Verpleegsters en Verplegers, onder de naam Nosokómos (Grieks voor verpleger). Deze vereniging werd in 1900 opgericht uit onvrede met de slechte salariëring: “Pleegzuster zijn! Voor een jaarsalaris van honderd gulden moet zij veertien uur per dag zware arbeid leveren”. In 1923 verscheen de tweede druk van de Nosokómos-uitgave “Geneesmiddelkennis voor verplegenden” zo lezen we in deze aflevering van het PW.  Nosokómos telde ooit 1.100 leden en ging in 1928 op in de Nationale Bond van Verplegenden. NU’91 geldt als haar huidige rechtsopvolger.

1 September 1923 – De apotheker Swammerdam

Vandaag wordt aandacht besteed aan de 200-jarige sterfdag, op 91-jarige leeftijd,  van Antonie van Leeuwenhoek (26 augustus 1723), “één van onze grootste biologen”. Van Leeuwenhoek was tot zijn 16e jaar op school geweest en daarna schijnt hij eenigen tijd boekhouder en kassier bij een lakenhandelaar in Amsterdam te zijn geweest. Hij woonde toen aan de Oude Schans (afbeelding) bij de apotheker Swammerdam die een uitgebreide verzameling op natuurhistorisch gebied bezat en gaarne jongelui, die zich voor deze tak van wetenschap interesseerden, voorthielp. Waarschijnlijk is deze Swammerdam ook voor van Leeuwenhoek het middel geweest, om bij hem de liefde voor natuuronderzoekingen op te wekken.  Deze week in 2023, 300 jaar na zijn sterfdag, wordt van Leeuwenhoek niet meer in het PW gememoreerd. Komt dat omdat met de recepteerkunde ook de microbiologie uit het apothekersvak is verdwenen?

Meer eigentijds is het bericht over de Internationale uniformiteit in, c.q. harmonisatie van  pharmaceutische preparaten waaraan de British Pharmaceutical Conference van 1923 was gewijd. Dezer harmonisatie werd bepleit voor kinabast, quillaia preparaten, belladonna bereidingen, alsmede opium en preparaten daarvan. Voor laatstgenoemde werd toen voorgesteld dat “alle preparaten moeten gesteld worden op watervrije morphine volgens een volumetrische methode, en de Volkenbond zou de beste waardebepaling moeten vaststellen.

25 augustus 1923 – De zaadhuid op herhaling

Deze week treffen de 15e(!) aflevering in de serie “Bijdragen tot de kennis van de zaadhuid” van de plantkundige C. van Wisselingh (1859 – 1925), hoogleraar aan de Universiteit van Groningen, en rector magnificus aldaar in het studiejaar 1916 – 1917. Dat illustreert nog maar eens duidelijk dat de wortels van de farmacie in het plantenrijk liggen. Ditmaal is de orde der Ericales aan de beurt waarvan de klinische betekenis anno nu is verloren gegaan. En zelfs 50 jaar geleden kwamen we in de apothekersopleiding uit deze orde alleen nog maar Arctostaphylos uvae ursi (Beredruif) tegen. Over de apothekers in Elzas-Lotharingen wordt gemeld dat die vanaf nu (weer) het recht verkregen hebben om zich ook in het overige Frankrijk te vestigen. Dit gebied (afbeelding) behoorde oorspronkelijk tot Frankrijk maar moest na de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 worden afgestaan aan Duitsland. Echter, na afloop van de eerste Wereldoorlog en de vrede van Versailles in 1918 keerde Elzas-Lotharingen weer terug onder Frans gezag waarna, 3 jaar later, ook de apothekers aldaar weer als volledig Frans werden erkend.Nog meer vestigingsnieuws bereikt ons deze week uit de staat New York in de VS waar werd besloten dat iedere eigenaar of mede-eigenaar van een apotheek in het bezit moet zijn van een apothekersdiploma. Daaraan wordt dan door het Pharmaceutisch Weekblad de hoop gekoppeld dat de komende nieuwe farmaceutische wetgeving in Nederland een soortgelijke clausule gaat bevatten. 

18 augustus 1923 – Great expectations

We lezen deze week over de Duitse arts en farmacoloog Louis Lewin die in 1894 als eerste publiceerde over pijlgiften. Ditmaal, en bijna 20 jaar later, treffen we een verslag van zijn onderzoeken naar de curarines uit Zuid-Amerika die, hoewel erkend als krachtige geneesmiddelen, gedurende de laatste jaren in het vergeetboek waren geraakt. Maar dat zou niet lang meer duren want vanaf 1942 vond tubocurarine ruime toepassing als onderdeel van de nieuwe “balanced anesthesia” (het gebruik van verschillende geneesmiddelen voor resp. spierverslapping, pijnbestrijding en bewustzijnsverlaging) bij operatieve ingrepen. Een techniek die tot op de dag van vandaag de basis vormt van de operatieve anesthesie. Daarmee werd zijn verwachting dat curarine als geneesmiddel bruikbaar zal zijn bewaarheid.  In Berlijn werd hij vereerd met een straatnaam en metrostation (afbeelding). Een andere verwachting waarover we deze week lezen en  die eveneens juist is gebleken, betrof het nog onbegrepen vermogen van bepaalde vetten om genezing te brengen bij Engelsche ziekte. Niet het daarin inmiddels ontdekte vitamine A werd verwacht daarvoor verantwoordelijk te zijn maar een “vierde” nog onbekend vitamine. Het zou nog tot 1932 duren vooraleer Vitamine D2 werd ontdekt waarna de relatie ervan met de calciumhuishouding en rachitis snel werd opgehelderd.In een beschrijving van de nieuwe Militair Pharmaceutische Dienst vanaf 1923 wordt geklaagd over de teloorgang daarvan. Daar waar vroeger deze dienst bestond uit 26 apothekers  en 30 apothekers-assistenten was dit aantal nu gereduceerd tot 10 apothekers en 24 assistenten. Van de apothekers droeg er dan één de rang van hoofdofficier (luit.-kolonel of majoor) en de overige waren als reguliere officieren majoor, kapitein of luitenant. Ook de automatische bevordering tot majoor na 30 dienstjaren werd geschrapt. Op dit moment bestaat deze dienst niet meer en is de geneesmiddelvoorziening ondergebacht bij het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum.

11 augustus 1923 – Witte zwanen, zwarte zwanen, wie….

De druifluis Phylloxera vastatrixIn vernietigde na 1870 70% van de Franse wijnstokken, waarna de aandacht voor het gebruik van insecticiden in de wijnbouw sterk toenam. En zo lezen we in deze aflevering uitgebreid (18 pagina’s) over de teelt en toepassing van Pytrethrum cinerariaefolium voor dit doel, hetgeen een gezamenlijk project was van de Faculteit Pharmacie van de universiteit van  Montpellier en de Services agricoles de Pharmacie de l’Herault.

Het verslag van de vergadering van de Fédération Internationale Pharmaceutique te Londen op 23 en 24 Juli 1923 geeft een goed beeld van waarmee de FIP toentertijd bezig was en waarvan “onze” Prof. dr. L. van Itallie destijds voorzitter was. Als nieuwe leden traden toen toe Griekenland, Victoria en Luxemburg. De vakinhoudelijke thema’s die daarna passeerden betroffen de internationale pharmaceutische nomenclatuur, een wettelijke regeling voor de verkoop van spécialités, de harmoniseering van de studieprogramma’s voor de apotheker en maatregelen voor de verkoop van vergiften en verdoovende middelen. En natuurlijk waren er ook diverse andere bijeenkomsten zoals een receptie door “den Lord Mayor of London”, een concert van de Welsh Guards, een bezoek aan Oxford , een bezichtiging van de fabriek van Parke-Davis nabij London en een bezoek aan de botanische tuin in Kew Gardens (afbeelding). En dit alles leidde tot de conclusie “Men moet den Engelschman in zijn eigen land hebben leeren kennen, om zijne gastvrijheid, zijn welwillendheid en dienstvaardigheid en nog zoveele andere goede eigenschappen te leeren kennen en waarderen”

4 augustus 1923 – Apotheekketens en ziekenfondsen

In een verslag van een vergadering van het departement Amsterdam komen we de naam van de firma Giltay tegen; een firma die inmiddels de derde apotheek heeft opgericht. De aanmelding van de gevestigd apotheker daarvan bij het departement stuitte toen op weerstand van een enkel lid van het departement. Echter, zoals de voorzitter memoreerde, “deze toestanden hebben reeds sedert lang in de NMP en het departement burgerrecht verkregen”, waarna de apotheker (Mejuffrouw Y. Kuipers) tot het departement werd toegelaten.  Dat lidmaatschap was ook nodig om als deelnemer aan de Ziekenfondsen te kunnen worden ingeschreven.  De Giltay-keten lijkt nu voort te leven onder de naam Medicijnman Apotheken met 9 apotheken in Amsterdam.

Voor diegenen onder de lezers die, zoals schrijver dezes, op de middelbare school een herbarium moesten maken komt het advies inzake de juiste werkwijze daarvoor in deze aflevering als mosterd na de maaltijd. “Indien de versche planten, voor zij gedroogd worden, in eene warme oplossing van koperacetaat met azijnzuur gedompeld zijn, behouden zij bij het drogen de frische kleur, die de bladeren bezaten. Het best worden de planten daarna in warm zand gedroogd”.

In een bericht over het isoleren van muscarine uit Amanita muscaria  (afbeelding) lezen we over we krachtige werking van deze stof op het kikkerhart. Muscarine was het eerste parasympathico-mimeticum (toen nog een niet bestaand woord) dat werd ontdekt en onderzocht en is daardoor uitermate belangrijk gebleken voor het begrip van ons autonome zenuwstelsel. Pas na de ontdekking van receptoren in de jaren 50 van de vorige eeuw werd dit zenuwstelsel voldoende doorgrond.

28 juli 1923 – Middelbaar onderwijs volgens Thorbecke

Veel analytische chemie deze week; en zo lezen we over de titratie van jodide volgens Winkler, de quantitatieve bepaling van formaldehyde alsmede het suikergehalte van kippeneieren.

Ook werd aandacht besteed aan het jaarverslag 2022 van het Rijksbureau tot onderzoek van handelswaren. We lezen over onderzoeken op huishoudmarmelade, kersen op sap, thee, zaden met daarin cashew noten die toen ook “olifantsluizen” bleken te heten, bakpoeder, brood, behangsel, antiketelsteenmiddel, vloerzijl, vormpoeder voor ijzergieterijen, verfoplosser, cement, insectenpoeder en haarwater.

In de rubriek Personalia wordt melding gemaakt van de benoeming van de apotheker J.C. van Dijk te Zeist tot leraar in de scheikunde en natuurlijke historie aan de Chr. H.B.S. te Hoogeveen, het huidig Menso Alting Lyceum. Het onderwijs op de toenmalige H.B.S. wordt mooi beschreven in het boek “Wij van de HBS”.  Op het rooster van de examenklas prijkten toen 35(!) vakken en onderdelen van vakken waaraan maar liefst 40½ volle uren werden besteed. Op de afbeelding is een scheikundelokaal uit 1905 weergegeven.

21 juli 1923 – Koloniale adressen

We lezen in deze aflevering over het “Pharmaceutisch Adresboek voor Nederland en Kolonien” (afbeelding) waarnaar al zoo lang reikhalzend werd uitgezien. Naast de adressen van alle Nederlandse apotheken (en hun gevestigd apothekers) treffen we ook de apotheken in Nederlands-Indië, in Suriname en Curaçao, alsmede in Transvaal. Daarnaast ook gegevens van de universiteiten, inspecties en andere overheidsorganen. Nog het meest werd ik getroffen door het toenmalig bestaan van een Nederlandsche Vereeniging voor Geneeskruidtuinen.

Ruime aandacht werd in dit nummer geschonken aan de geschiedenis der Pharmacie binnen de Stad Utrecht. De eerste vermelding van een “apothecar” aldaar, in de persoon van Gheryt van der Eem, dateert uit 1391. Daaropvolgend ontstonden de gilden waarbij de apothekers aanvankelijk samen met kruydeniers, laken- en linnenkoopers, suikerbakkers en kortewaariers (d.w.z. marskramers) in het gilde der Marsluyder werden vereenigd. Aan dit gilde was de zorg voor, en de bewaking van, de Plompetoren opgedragen. In 1655 werd een nieuw apothekersgilde opgericht dat echter gebonden was aan uitvoerige regels voor de bedrijfsvoering.

Ook in deze aflevering treffen we weer de lijst met nieuwe geneesmiddelen en voorschriften en daar waar deze lijst doorgaans voor het overgrote deel is gevuld met Duitse preparaten, treffen we nu een product van Nederlandse bodem – Nutritol –  van de Mij. Nutricia te Zoetermeer. Dit was een ijzer- en phosphorhoudend eiwitpraeparaat.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial