6 september 1924 – Pharmaceutisch leentjebuur

De aflevering van vandaag is, behoudens een beperkt artikel over de nitraatbepaling volgens Grandval en Lajouw, enkele examenberichten en personalia, vrijwel geheel gevuld met referaten van artikelen uit andere Europese en Amerikaanse pharmaceutische tijdschriften. Om een beeld te geven van wat de toenmalige redactie van het PW daaruit voor de Nederlandse apotheker relevant vond, heb ik onderstaand de titels van die referaten weergegeven.

  • Indicatoren voor de colorimetrische bepaling van de waterstofionenconcentratie
  • Iodometrische titratie van Solutio Acetatis plumbici basici
  • Colorimetrische bepaling van kleine hoeveelheden bismuth
  • Het aantonen van kleine hoeveelheden vanilline
  • Over de aanwezigheid van barnsteenzuur in planten (afbeelding)
  • Waardebepaling van alkaloïdhoudende grondstoffen uitgevoerd met de kleinst mogelijke hoeveelheid materiaal
  • Bestendigheid van novocaïne oplossingen
  • Het kleurloos houden van oplossingen van novocaïne-adrenaline in ampullen
  • Bereiding van een kola-extract met een caffeïne-gehalte van 10 procent
  • Een nieuwe proef om, om ricinusolie te onderscheiden van andere oliën en om de zuiverheid te herkennen
  • Inpakpapier voor tabletten
  • De waarde van Radix Viola odoratae als expectorans
  • Bevat de rook van asthmacigaretten atropine?

De professionele tijdgeest is onmiskenbaar: veel analyse, minder bereiding en slechts een enkel farmacotherapeutische referaat.

30 augustus 1924 – Kruidenzoekers

In een boekbespreking van “Der Kräutersammler” wordt melding gemaakt van het in Nederland vrijwel verdwenen beroep kruidenzoeker. “Slechts in enkele zeer beperkte stukjes van ons vaderland wordt dit beroep nog uitgeoefend; bij Loosdrecht, Noordwijk en in sommige gedeelten van Limburg, Overijsel en Drenthe”. In andere landen waar toen het arbeidsloon laag was, en verzorging van werkloozen niet of nagenoeg niet bestond, waren er meer kruidenzoekers actief. Dit boek (afbeelding) van Gehe-Verlag in Dresden bevatte tal van nuttige wenken voor dit beroep.

Wij kunnen ons dat nu niet meer voorstellen, maar tetrachloorkoolstof werd ooit puur ingenomen als behandeling tegen mijnwormen, gevolgd door een laxans. Geen ongevaarlijke therapie maar een gewijzigde toediening, inname in combinatie met magnesiumsulfaat, maakte de inname “absoluut gevaarloos”. “Deze gelijktijdige toediening van dit zout wekt in de darmwand stroomingen op, die de opname van het geneesmiddel vertragen of beletten”.

En uit de rubriek “Nieuwe geneesmiddelen en voorschriften” vermeld ik weer een drietal opmerkelijke geneesmiddelen:

  • Fucoparil, een oraal middel voor vermagering uit Fucus vesiculosis (blaaswier)
  • Sufrogel, een colloidaal zwavelgelatine als injectie bij polyarthritis
  • Sulfoliquid, een vloeistof voor wondbehandeling, vooral van open etterhaarden, die zwaveligzuur bevat

23 augustus 1924 – Rookverdrijvende parfums

“Om in kamers, waar sterk gerookt is, den tabakswalm te verdrijven werden vroeger apparaten gebruikt, waarin alkohol door aanraking met een gloeienden platinadraad, of gloeiend platinablik, in acetaldehyde werd omgezet. De ammoniakale dampen van de tabak werden daardoor gebonden en eene duidelijke vermindering van den tabakswalm was goed merkbaar. In den laatsten tijd gebruikt men smaakvolle glazen potjes, welke inwendig electrisch worden verwarmd en waarin zich ene sterk geparfumeerde vloeistof bevindt, die ook deze rookverdrijvende eigenschappen bezit. Onderzoek toonde echter aan dat ook deze oplossingen, naast etherische olien en spiritus, formaldehyde bleken te bevatten”.

In de rubriek “Ingezonden” verschijnen deze week diverse bijdragen over de vraag of aftreksels van plantaardige grondstoffen beter als decoct, dan wel als infuus, zouden moeten worden bereid. Voor wie het vergeten is, of het nooit geweten heeft; infusa (aftreksels) worden bereid door (plantaardige) grondstoffen met water uit te trekken bij een temperatuur van 80 – 90 °C, een temperatuur die men verkrijgt in een vat in een kokend waterbad. Decocta (afkooksels) worden door de grondstoffen in kokend water op een zacht vuur 5 – 30 minuten onder koken te extraheren. Voor verschillende simplicia bestonden voorkeursmethoden; bijv. vluchtige (aromatische) bestanddelen gaan bij infunderen minder verloren dan bij koken. Gebruikelijke infundeerpannen zijn op de afbeelding onder weergegeven.

16 augustus 1924 – Een kwestie van Centen

Deze aflevering bestaat voor het overgrote deel uit een verslag van de 73e algemene vergadering. Maar liefst 44(!) pagina’s neemt dit in beslag en dat is geen wonder als je de inbreng van iedere spreker in dat verslag wilt meenemen. In het verslag van de “Commissie van Redactie van het Tijdschrift” lezen we een discussie over de (te hoge?) kosten die de fa. Centen voor het drukken van het PW in rekening brengt. Deze firma is dat drukken lang blijven doen, zeker tot aan het eind van de 20e eeuw; de precieze einddatum kon ik niet achterhalen. Het aantal leden van de NMP was inmiddels opgelopen tot 588.

In een bijzonder referaat wordt verslag gedaan van het “Rooken in de Oudheid vóór de ontdekking van Amerika”. Daar waar wij leerden dat het roken c.q. de tabak in Engeland en daarna Europa zou zijn geïntroduceerd vanuit Virginia door de Engelse ontdekkingsreiziger Raleigh (afbeelding) in 1586, passeren in dit referaat diverse vondsten van pijpen in Zwitserland en Spanje de revue welke zijn gedateerd uit de Romeinse periode. Echter, als dat al zo zou zijn is het aannemelijker dat deze pijpen werden gebruikt voor het roken van lavendel of hennep. “Men zegt van lavendel dat ze de eigenschap heeft den slaap te verdrijven en kracht te geven aan wie ze rookt….”.

9 augustus 1924 – Een “stoffig” octrooi

Vandaag lezen we in het PW de aankondiging van een nieuwe rubriek “Uitvindingen en octrooien op pharmaceutisch en aanverwant terrein”. En de eerste aflevering behandelt er dan één die het straatstof moet bestrijden want het toenemend verkeer over niet verharde wegen gaf aanleiding tot een “ware plaag die, behalve voor de verstoring van de gemoedsrust van de omwonenden van veel gebruikte wegen, ook tot directe benadeeling van de gezondheid van hen en de gebruikers van den weg kan leiden.” Het octrooi betrof een teeremulsie die met sproeiwagens gelijkmatig over de (onverharde) weg werd verdeeld. In 1924 telde Nederland 15.000 auto’s en 36.000 motorfietsen. Eind 19e eeuw bedroeg het Nederlandse wegennet 8500 km  (nu 121.840 km) waarvan ca. 6000 verhard met keien of klinkers. Op de kaart hieronder is het wegennet in 1927 weergegeven.

Ook werd aandacht geschonken aan een bijzondere uitgave  “Chininum – Scripsiones Collectae” een uitgave van het Bureau tot bevordering van het kinine gebruik te Amsterdam. De bedoeling van deze uitgave was reclame te maken voor het gebruik van kinine. De meeste artikelen in dit 140-pagina dikke boekwerk waren verrassenderwijs Franse vertalingen van wetenschappelijke publicaties.

In de regelmatig terugkerende rubriek “Nieuwe geneesmiddelen en voorschriften”: treffen we vandaag als meest opvallende vermeldingen:

  • Depilatorium, een ontharingscreme met 1% thalliumacetaat
  • Isatose, bouillonblokjes die per stuk 8 g kaliumbromide bevatten
  • Zomine, in vacuo gedroogd vleeschsap t.b.v. tbc-patiënten (80 g /dag = 2,7 kg vlees)

2 augustus 1924 – Homoeöpatische apotheken in Rusland

In een bericht over Rusland lezen we dat de onder het Volkscommissariaat van Volksgezondheid ressorteerende medische raad heeft uitgemaakt  dat er geen aanleiding bestaat om vanwege den staat homoeöpatische apotheken te openen en te onderhouden. De bestaande (particuliere) homoeöpatische apotheken kunnen blijven bestaan en zullen niet genationaliseerd worden. Homeopathie werd in Rusland in 1833 erkend door de toenmalige tsaar Nicholaas I, en de eerste homeopatische apotheek werd, elf dagen later  in datzelfde jaar, geopend in Riga (nu Letland, afbeelding) door de Riga Chemical-Pharmaceutic Society (RCPhS).

Melding wordt gemaakt van een nieuw tijdschrift “Cinchona” geheten, waarin artikelen en mededelingen betreffende de kina-cultuur in Indonesië aan de orde zullen komen, en waarvan het eerste nummer in Mei 1924 verscheen. Onderwerpen die in deze debuut-uitgave aan de orde kwamen waren ondermeer: “Het kininegehalte van bastlagen”, “De waarde van twijgbast en den bast afkomstig van jonge wortels”, “Over het gehalte van bevroren en door den bliksem getroffen kinaboomen”, “Steunblaadjes van de kina”’, en “Het sorteeren van fabrieksbasten”. Het laatste artikel geeft een impressie van de variatie in het kininegehalte van dergelijke basten, met waarden tussen 2,48 %  en 7,08%.

Het zeer objectief gesteld rapport “Over den invloed van den zomertijd op de volksgezondheid“ afkomstig van de Gezondheidsraad bevat als conclusie dat er uit het oogpunt van de volksgezondheid geen bezwaar zal zijn den zomertijd in stand te houden.  Op dit moment, honderd jaar later, wordt deze conclusie niet meer door iedereen gedeeld, met name vanuit het oogpunt van de mentale gezondheid.

26 juli 1924 – Hoe bewaren wij onze recepten

“In tegenstelling met de ons aangrenzende landen, waar de patiënt zelf de oorspronkelijke recepten bewaart en de apotheker copie houdt van de voorschriften die ter gereedmaking zijn aangeboden, wordt in ons land het oorspronkelijke recept door den apotheker behouden en is hij zelfs verplicht, gedurende 20 jaren voor de bewaring daarvan te zorgen. Ik meen er thans in geslaagd te zijn, met behulp der firma Veenendaal, boekbinders en cartonnagefabrikanten alhier, een receptbewaring te kunnen beschrijven (afbeelding) die aan de wettelijke voorschriften voldoet, niet kostbaar en tijdroovend is en een stofvrij overzichtelijk geheel voor jaren waarborgt”.  Aldus de toenmalige PW – redacteur en apotheker J.J. Hofman.

In een referaat over de physisch-chemische eischen waaraan een oplossing, bestemd voor intraveneuze inspuiting moet voldoen, lezen we een pleidooi om de “gewoonlijk gebruikte physiologisch zoutoplossing” te verbeteren omdat deze geen buffer bevat en de colloiden mist, welke noodig zijn om in evenwicht te zijn met den colloidosmotische druk van het bloed. Voor laatstgenoemde gebrek zou dan de toevoeging van 7 pCt. Arabische gom de oplossing zijn. Het is schrijver dezes niet bekend of dit voorstel ooit in enig ziekenhuis in praktijk is gebracht en welke bijwerkingen deze intraveneuze arabische gom dan teweeg zou hebben gebracht.

12 juli 1924 – Opotherapie, quoi?

De term opotherapie ben ik in mijn gehele loopbaan niet tegengekomen, maar vandaag tref ik daarover een referaat in het PW. De Société de Pharmacie de Paris had een chemisch onderzoek laten uitvoeren naar de aard der opotherapeutische preparaten in den handel. Opotherapie is een in 1889 geïntroduceerde humane behandelwijze, overgenomen uit de diergeneeskunde, waarbij organen worden uitgeperst en het verkregen vocht intraveneus of oraal wordt toegediend. De organen die daarbij in beeld zijn geweest betreffen schildklier, testes, ovaria en pancreas. In onderscheid met de hormoontherapie, die de opotherapie later de vergetelheid heeft ingejaagd, werd toen een meerwaarde toegekend aan de “begeleidende stoffen” die naast het hormoon in het perssap aanwezig zouden zijn. Bereidingstechnisch leverde vooral de houdbaarheid van de klieren problemen op en het toevoegen van conserveermiddelen zou de werking negatief kunnen beïnvloeden.

Ofschoon het woord milieu-toxicologie honderd jaar geleden nog niet bestond lezen we daar vandaag toch over:  “Door den Keuringsdienst te Arnhem werd geconstateerd dat melk van runderen, op een bepaald terrein weidende, een eigenaardige afwijking vertoonde (vorming van zeer fijn caseineneerslag).  Zulks trad alleen periodiek op, van Zondags tot Dinsdagochtends. Toen het vee werd verweid, verdween de afwijking geheel. Als oorzaak werd vermoed intoxicatie door gecondenseerde giftige stoffen, afkomstig van de verbranding van afvalproducten der kunstzijde-fabriek.”

5 juli 1924 – De oprichting van de (K)NMP

In deze aflevering treffen we het verslag van de jaarlijkse algemene vergadering, de 70e in dit geval, van de NMP. Deze werd gehouden in Amsterdam waarbij de voorzitter der Commisie van Ontvangst (M.J. Polak) een welkomstrede hield. En hij greep vanwege dit 70-jarig jubileum uitvoerig terug op de ontstaansgeschiedenis van de NMP, waarin het departement Amsterdam een sleutelrol speelde. Want het waren een tweetal Amsterdamse pharmaceutische leesgezelschappen, met in totaal 29 leden, die in 1842 gezamenlijk besloten tot de oprichting van de Maatschappij ter bevordering van de Pharmacie. Tot die Maatschappij traden toen toe 37 leden, een aantal dat in het oprichtingsjaar snel klom tot 82.  Onder die 37 voortrekkers treffen we illustere namen zoals “den apotheker Boldoot (afbeelding) de stichter van de alombekende Eau de Cologne – fabriek. Maar ook niet-apothekers traden toe waaronder dr. Sarphati, een drogist, een instrumentmaker, een chirurgijn en zelfs een notaris. Tot 1865 zouden de vergaderingen van de NMP in Amsterdam plaatsvinden en pas in 1866 vond de eerste ledenvergadering elders, in Rotterdam, plaats.

In de regelmatig terugkerende rubriek “Nieuwe geneesmiddelen en voorschriften” treffen we vandaag 62 vermeldingen waarvan de meest opmerkelijke zijn:

  • Avaline; een insuline bevattend havermeel
  • Strontiuran; een strontium-chloride-ureum bevattende injectie te gebruiken bij urticaria, asthma, exantheem etc.
  • Nepenthan; eene zalfcrême (?) die het antigen van polyvalente staphylococcen bevat en die aangewend wordt bij furunculoses etc.

28 juni 1924 – Ontploffing in een farma bedrijf

Dodelijke ongevallen in apotheken en farmaceutische bedrijven zijn extreem zeldzaam en in mijn gehele loopbaan niet voorgekomen, maar in deze aflevering van het PW wordt melding gemaakt van zo’n ongeval. Dit betrof de chemische fabriek van dr. Furnée in Den Haag waarin gasvormige anaesthetica werden geproduceerd. Een ketel met daarin een mengsel van 50 l zoutzuur, spiritus en kaliumchloraat explodeerde en leidde tot de dodelijke verwonding van de bediener van de ketel. “Door de ontsnapping van de giftige gassen was de lucht in de omgeving van de fabriek ondragelijk”.

De tweede zeldzaamheid die we deze week aantreffen, is het vernoemen van een straat naar een apotheker.  Dit betreft dan de Maastrichtenaar Johannes Petrus Minckelers (1748 – 1824) die na een priesterwijding, gevolgd door een professoraat in de natuurkunde te Leuven, zich in 1787 als apotheker vestigde in Maastricht. Hij is de geschiedenis ingegaan als de uitvinder van de gasverlichting en verlichtte er sinds 1785 op herdenkingsdagen zijn collegezaal mee. In 1858, bij de invoering van de stadsgasverlichting in Maastricht, werd de toenmalige Heerenstraat herdoopt in Minckelersstraat. Op de markt in deze stad staat zijn standbeeld (afbeelding) en ook de Universiteit in Leuven heeft hem geëerd met een standbeeld in Heverlee.

In een bericht over de invoer van geneesmiddelen in Turkije wordt gesproken over de Kamer van Koophandel in Constantinopel, de stad die wij nu kennen als Istanboel. In 1928 werd het Latijns alfabet in Turkije ingevoerd en vanaf toen heette de stad Istanbul.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial