17 Februari 1923 – Morphinist: de junkie van toen

In 1805 slaagde de Duitse apotheker Friedrich Sertürner erin morphine uit opium  te isoleren en bedacht daarvoor ook de naam. Vanaf 1815 raakte het in gebruik in de geneeskunde en de (toen) vrije verkrijgbaarheid ervan leidde tot een verslavingsprobleem bij de zogenaamde morphinisten. Met het van kracht worden van de Opiumwet in 1919 was het gedaan met die vrije verkrijgbaarheid en werden apotheken in Amsterdam, zoals we in deze aflevering lezen, geconfronteerd met zulke morphinisten en hun slinkse pogingen om met “valsche recepten het bewelmingsmiddel te bekomen”.

In de rubriek Beroepsbelangen lezen we over de (on)wenselijkheid van gemeente-geneesheren en gemeente-apothekers.  Met name op het platteland ontbrak een goede dekking van medische en farmaceutische zorg,  en voorzag de aanstelling van een (apotheekhoudende) gemeente-arts in die behoefte. Gemeenten waren in die tijd, volgens de Armenwet, verplicht te zorgen voor de  geneeskundige behandeling van de aldaar woonachtige armen. Naast de aanstelling van zo’n gemeente-arts werden de armen soms ook in een ziekenfonds ondergebracht.

Ook nog een kort bericht over de Duitse 15e eeuwse renaissance-schilder Lucas Cranach (1472 – 1553), een tijdgenoot en vriend en rivaal van Albrecht Dürer. Hij was ook bevriend met (stadgenoot) Maarten Luther en schilderde hem menigmaal, waaraan hij gedeeltelijk zijn reputatie als “reformatieschilder’ dankt. In het bericht lezen we dat deze Cranach ook noch een apotheek in Wittenberg heeft bezeten die werd beheerd door een knecht, terwijl hijzelf onvoldoende aandacht eraan wijdde. Dat leidde ertoe dat het gemeentebestuur van die stad besloot om Lucas Cranach, als apotheker, niet vrij te stellen van militaire dienst zoals toen in Duitsland gebruikelijk was.

Morfinist

10 Februari 1923 – Onder professoren

Tegenwoordig zult u in het Pharmaceutisch Weekblad geen Dies-rede van een universitaire rector magnificus meer aantreffen, maar 100 jaar geleden viel prof. dr. Leopold van Italie (foto) wel die eer te beurt. Maar hij was dan ook, opgeleid als apotheker, de toenmalige Leidse hoogleraar voor farmacie en toxicologie. En hij bekleedde het rectoraat aldaar in het academisch jaar 1922 -1923. Zijn lezing (24 pagina’s) droeg de titel “De macht van het kleine” en behandelde, naast micro-organismen, stoffen met een sterke activiteit in lage concentraties. Voor zover mij bekend was de enige apotheker na hem, die ook die functie vervulde, prof. dr. Douwe Breimer in de periode 2001 – 2007.

Verder treffen we een historische terugblik op de samenwerking met, en invloed van, geneeskundigen op de pharmacie in Nederland. Met als bijzondere vermelding dat direct na de oprichting van de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, in 1843, het secretariaat ervan werd gedragen door de bekende Amsterdamsche geneesheer dr. Sarphati. En ook in sommige departementen waren geneeskundigen actief als bestuurder.

Ook lezen we het verrassende bericht “Narcyleen:  een nieuw waardevol narcoticum”. Met narcyleen werd bedoeld acetyleen-gas dat door Boehringer-Ingelheim als zuiver gas werd geleverd en dat, na bijmenging van 30-40% zuurstof op de OK, bijzonder geschikt bleek voor de operatieve narcose. Dit geneeskundig gebruik van dit gasmengsel heeft de tijd niet overleefd, maar het heeft een nieuwe bestemming gevonden als brandergas bij het autogeen lassen. Lasbedrijven daarentegen waren in de jaren 80-90 van de vorige eeuw actief met het leveren van zuurstofcilinders aan thuiszorgpatiënten totdat in 1992 zuurstof als medicinaal gas onder de geneesmiddelwetgeving ging vallen.

Afbeelding van Professor Leopold van Italie
Prof Leopold van Italie

3 Februari 1923 – Over de tong

De Duitse arts Felix Mendel heeft zich niet alleen met de Mendel-Mantoux test op tuberculose beziggehouden maar ook met de, volgens het PW toen belangrijke, pharmaco-therapeutische vondst van de perlinguale geneesmiddeltoediening. Toen al wist men dat sommige geneesmiddelen (met name nitroglycerine) snel door het slijmvlies van de tong worden opgenomen en hij bedacht voor de toediening van druppels op de tong de term perlinguaal. Inmiddels weten we dat niet alleen de tong zelf maar het slijmvlies van de gehele mondholte meewerkt aan die opname. Daarom stoppen we nu gemakshalve tabletjes onder de tong en spreken we van sublinguaal. Ideaal voor de moderne behandeling van doorbraakpijn bij kanker met fentanyl en ook toegepast voor de in ontwikkeling zijnde vrouwelijke variant van Viagra (Lybrido).

Deze week ook aandacht voor de gevolgen van de, nu bijna vergeten, Wet Limburg uit 1917 die het promotierecht van niet-gymnasiaal vooropgeleide academici regelde hetgeen een  hevig protest in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde opleverde. De wet leidde er ook toe dat het oude doctoraat in de pharmacie werd vervangen door het doctoraat in de Wis en Natuurkunde dat vanaf toen ook voor apothekers openstond. Voortaan kon er per faculteit maar één doctoraat worden verkregen en verdwenen die van de subfaculteiten.

Uit de rubriek nieuwe geneesmiddelen weer een drietal met een, in het licht van de kennis van nu, “bijzondere” samenstelling:

  • Curavon tabletten met fenacetine, veronal, heroïne en acetanilide voor pijnbehandeling
  • Siliquide injectie met een disperse kiezelzuuroplossing voor tuberculose behandeling
  • Tiargirio, een poeder met kwik-dithiosalicylaat ter verwerking in zalven voor wondbehandeling
Afbeelding van de tong met de gevoelige plaatsen

27 Januari 1923 – Gestudeerde vrouwen

Ik weet niet beter, sinds 1973, dan dat de KNMP een jaarlijks, steeds dikker wordend, ledenboek aan de leden toezond totdat de digitalisering zo’n boek overbodig maakte. Maar in 1923 werd de ledenlijst nog gewoon in het PW gepubliceerd. En zo lezen we dat er op 1 Januari 1923 688 leden waren, waaronder 6 eereleden en 36 candidaats-leden (studenten). Ook treffen we 33 in Indonesië woonachtige leden, maar onduidelijk is of ieder daarvan ook een apotheek beheerde. En, heel verrassend, er blijkt toen ook een Nederlandsche Vereeniging van Spoorwegapothekers te hebben bestaan die als adviseur van het Hoofdbestuur stond genoteerd.

Veel aandacht deze week voor de geneeskruidenteelt in het buitenland. In verschillende Europese landen (Hongarije, Oostenrijk, Tsjechie, Italie, Zweden, Rusland) werden initiatieven genomen om de bevolking  te stimuleren om deze teelt ter hand te nemen teneinde aan de binnenlandse vraag te kunnen voldoen. In de meeste landen participeerde ook de chemische industrie in deze programma’s om te komen tot een grote, industriële teeltcultuur. Maar niet in Nederland en dat leidde tot de oproep die situatie te wijzigen: “Men zegge toch niet, dat de bollen- en groententeelt zoveel lucratiever zijn”.

Onder het kopje ”Gestudeerde vrouwen”  treffen we de volgende data uit het “Maandbulletin van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid”. Op 31 december 1922 was het totaal aantal Nederlandsche vrouwen die academische studiën voltooiden gestegen tot 1028 waaronder 228 artsen en 226 apothekers.  Omgerekend op het totaal aantal der beoefenaren der verschillende wetenschappelijke beroepen zou dan het percentage bij apothekers het hoogst zijn. Van die 1028 vrouwelijke academica waren er tenminste 802 (78%) werkzaam waaronder 194 apothekers (85%). Ook wordt nog vermeld dat 417 van die vrouwelijke academici in het huwelijk zijn getreden waarvan er dan weer 243 ook als getrouwde vrouw in het beroepsleven werkzaam waren. Tot slot nog het aantal gepromoveerde academica: 359 waarvan 11 in de farmacie.

afbeelding van het nationaal bureau voor vrouwenarbeid

20 Januari 1923 – NMP goes political

Een bijzonder bericht deze week betreft een brief van de NMP (het predicaat Koninklijke gold nog niet) aan de Hilversumse gemeenteraad. Onderwerp daarvan was een, in de visie van de NMP, ongewenste aanbesteding van de levering van geneesmiddelen aan het Burgerlijk Armbestuur door individuele apothekers. Eerder was de levering gegund aan de Hilversumsche Apothekersvereniging.  De verenigde apothekers weigerden de individuele aanbesteding waarna de levering door het Armbestuur werd gegund aan een niet-lid van deze vereniging. De aanhef van deze brief “Edelachtbare Heeren” mag geen verwondering wekken in het besef dat het algemeen kiesrecht, ook voor vrouwen, in Nederland pas in 1919 werd ingevoerd.

Ook bijzonder is een bericht over het gebruik van de elektrische daglichtlamp bij volumetrische en colorimetrische bepalingen. In vergelijking met natuurlijk daglicht en gewoon kunstlicht, en toegepast bij een groot aantal acidimetrische indicatoren en colorimetrische analyses, scoorde de daglichtlamp beter. Toch heeft deze daglichtlamp de tand des tijds niet goed doorstaan want de pH-meter heeft natuurlijk decennia later de rol van de indicatoren overgenomen.

In dit nummer treffen we ook een pleidooi om te komen tot een Internationale Pharmacopee onder auspiciën van de Volkenbond en uitgevoerd door de Fédération Internationale Pharmaceutique. Dit met het oog op de wenselijkheid van “uniforme pharmaceutische preparaten voor de geheele wereld”. Tot op heden is daarvan weinig terechtgekomen, alleen binnen de EU is deze harmonisatie gelukt en werd in 1969 de eerste Europese Farmacopee uitgebracht maar desondanks verscheen in 1978 nog wel de 8e editie van de Nederlandse Farmacopee. Apotheken waren toen wettelijk verplicht een exemplaar van die farmacopee in huis te hebben; heden ten dage niet meer. Farma bedrijven die wereldwijd opereren moeten, behalve met die Europese Farmacopee, ook rekening houden met de Amerikaanse en Japanse Farmacopee.

afbeelding van de European Pharmacopee

13 Januari 1923 – Farmacotherapie 1.0

Vandaag lezen we over het “Rijksinstituut voor Farmacotherapeutisch Onderzoek” en anders dan de naam doet vermoeden hield dit in 1920 opgerichte instituut zich niet bezig met farmacotherapie maar met farmaceutische analyses van specialités en kwakzalversmiddelen. Decennia later werd de naam dan ook gewijzigd in Rijksinstituut voor Geneesmiddelonderzoek (RIGO) dat weer later werd ingelijfd bij het RIVM.

Nee, dan levert een artikel over de toepassing van tetrachloorkoolstof als wormdrijvend middel meer farmacotherapeutische waar voor zijn geld. Voor het eerst toegepast bij dieren in 1921 bleek het ook bij kinderen jonger dan 15 jaar in 95 – 99% van de gevallen werkzaam tegen mijnwormziekte bij 20.000 patiënten in Fiji.  Daarmee bleek het een goed alternatief voor de giftige chenopodium olie, toentertijd het wormmiddel bij uitstek.

Een uitgebreid verslag over de wereldwijde opiumhandel beschrijft de stand van zaken rondom de in 1912 door 41 leden van de Volkenbond (logo zie afbeelding) geratificeerde Opiumconventie. Probleem was wel dat de belangrijkste opium-voortbrengende landen Perzië (pas vanaf 1935 Iran geheten) en Turkije niet meededen. Net zo min als Zwitserland, toentertijd de belangrijkste cocaine producent. Ook werd reeds in 1921 gesproken over een stelsel van invoer-certificaten voor opiaten, een stelsel dat later tot leven kwam en dat tot op de dag van vandaag internationaal in gebruik is.

embleem Volkenbond met Engelse tekst en jaartal

6 Januari 1923 – Transdermaal avant la lettre

Het toedienen van geneesmiddelen via de huid werd 100 jaar geleden reeds op bruikbaarheid onderzocht en deze week lezen we daarover een bericht. In overeenstemming met de toen geldende adsorptieleer werden basische geneesmiddelen zoals alkaloiden door samensmelting met hoogmoleculaire vetzuren in een oppervlakte-actieve en in lipoiden oplosbare vorm gebracht. Enige uren na toediening in een zalf konden dan afscheidingsprodukten in het lichaam worden aangetoond.

Vermeld wordt in deze aflevering de ontvangst van de Prijscourant van den “Onderlingen Pharmaceutischen Groothandel” te Utrecht, over 1923. Een lijvig boekdeel, niet minder dan 283 blz. groot.  In 1999 vierde deze nu verdwenen groothandel zijn 100-jarig bestaan. In 2009 werd de naam OPG vervangen door Mediq en in 2014 nam branchegenoot Brocacef de apotheken en de oude OPG-groothandelsactiviteiten van Mediq over. 

Bij het destijds bereiden van geneesmiddelen in de apotheek werd natuurlijk veel vaatwerk gebruikt en het in gebruik nemen van, toen modern, aluminium vaatwerk daarvoor werd tegengehouden door de omstandigheid dat dit metaal wordt aangetast door soda, waardoor vette pannen niet konden worden gereinigd. De toevoeging van 1% silicaat zou het metaal onaantastbaar door soda maken en er kwamen dan ook wasmiddelen met soda en waterglas in de handel. Later zou het aluminium vaatwerk weer uit de apotheek verdwijnen en worden vervangen door roestvrij staal en kunststoffen.

afbeelding prijscourant 1939

30 December 1922 – Parlez-vous français?

Maar liefst 31 pagina’s van deze PW-aflevering worden gevuld, in het Frans, door een lezing uit 1826 van de Franse apotheker Antoine Balard die te boek staat als de ontdekker van het element broom. Hij noemde dat zelf “une substance particulière contenue dans l’eau de la mer”. Op het moment van die ontdekking kon de therapeutische toepassing ervan nog niet worden bevroed. Het zou tot eind van de 19e eeuw duren voordat het bromide toepassing zou gaan vinden als slaapmiddel, sedativum en anti-epilepticum. Inmiddels is het weer in onbruik geraakt.

Toxicologie behoort van oudsher tot  het kennisdomein c.q. werkgebied van de apotheker en in deze aflevering komen we een tweetal berichten daaromtrent tegen. Het eerste waarschuwt voor afgebroken punten en slijpsel van inktpotloden waarin aniline kleurstof als “protoplasmavergift” aanwezig is. Het tweede bericht meldt de aanwezigheid van goudzwavel (antimoonsulfide) in (rode) spenen voor zuigfleschen. Zwartgekleurde en doorzichtige spenen bevatten geen goudzwavel en verdienen daarom de voorkeur.

47 jaar in dienst van dezelfde werkgever? Kom daar nog eens om in deze tijd. Maar op 31 december 1922  verliet Mejuffrouw A.M. Ewers, na zoveel jaar den gemeentedienst als apothekers-assistente van het Binnen-Gasthuis te Amsterdam. De laatste 22 jaar gaf zij, als 1e assistente, “met vaste hand” leiding aan het talrijke personeel.

afbeelding van een tegel met het element Broom

23 December 1922 – Militaria

We lezen nu een vervolg op een eerdere discussie inzake het opheffen van militaire apotheken, aanwezig in de meeste garnizoensplaatsen, die geneesmiddelen leverden aan militairen maar ook aan andere personen die voor rijksrekening daarop aanspraak hadden. Zoals gevangenen, gevangenispersoneel, marechaussee, verlofgangers uit Indië, marinepersoneel en het Loodswezen. De kosten hiervoor werden gedragen door het Departement van Oorlog (!). Door de naoorlogse “eischen tot bezuiniging” werd overwogen om deze militaire apotheken te sluiten en het Departement van Oorlog contracten met burgerapotheken te laten sluiten.

Anders dan in het huidige PW werd in 1922 nog ruimschoots aandacht besteed aan jubilarissen en zo treffen we hier aandacht voor het jubileum (1872 – 1922) van M.L.Q. van Ledden Hulsebosch alsmede van Herman van Gelder. Beide worden geëerd met een korte levensbeschrijving, inclusief een paginagrote foto.

Niet veranderd sinds die tijd is de aandacht voor post-academisch onderwijs, alleen heette dat toen anders. Toen kende de KNMP een Commissie ter voorbereiding der Vacantie-cursussen en we lezen hier over de cursussen in 1922. Eén daarvan handelde over de beginselen der bacteriologie, een tweede cursus betrof kleurindicatoren en de electrometrische methode en hunne toepassing bij de bepaling van de waterstofionenconcentratie. Een derde cursus behandelde de micro-elementair-analyse ter bepaling van stikstof, koolstof en waterstof.

16 December 1922 – Scheiding van zink en koper

Weinig apothekers zullen zich nu nog bezighouden met de kwantitatieve scheiding van zink en koper, maar in deze aflevering treffen we daarover  toch een 9-pagina groot artikel aan. De basis daarvan betreft de verschillende oplosbaarheid van zinksulfide en kopersulfide in zuur milieu. De oudere lezers van deze blog hebben waarschijnlijk, net als ik in 1971, in de opleiding tot apotheker, geleerd om metaalionen te identificeren dan wel te scheiden met het illustere H2S-systeem.

Het is niet onmogelijk dat die oudere lezers dan ook nog eigenhandig geleerd hebben, met het “Toestel van Liebau”, tabletten te maken. Dit toestel, waarover in deze aflevering wordt geschreven, was destijds in sommige apotheken in gebruik om kleine hoeveelheden gecomprimeerde tabletten te vervaardigen. Tabletten waren in 1922 nog een ongebruikelijke doseervorm en verwezen wordt dan naar “Schröders Leerboek der Receptuurkunde (1913)” waarin wij lezen dat : “De bereiding van geneesmiddelen in gecomprimeerden staat is, volgens de algemeene opvatting, van Amerikaanschen oorsprong, en als eerste toepassing van deze mechanische kracht  wordt veelal gewezen op het samenpersen van geneeskrachtige kruiden bij de Quakers”. Beschreven wordt een modificatie van dit toestel waardoor tabletten van ieder gewicht konden worden vervaardigd.

Meer over geneeskrachtige kruiden treffen we in deze aflevering aan in een referaat over kweepeerzaden (Semen cydoniae). Voor het eerst worden deze genoemd door Dioscorides (40 – 90 AD), de grondlegger van de farmacognosie, en later in de Perzische farmacopee (1681). In de Talmoed worden kweeperen als “appels van Kreta” aangeduid en ook met de “gouden appelen in zilveren gebeelde schalen” uit Spreuken 25  werden mogelijk kweeperen bedoeld. Van de zaden van de kweepeer werd een mucilago bereid die werd toegepast bij verkoudheden, alsmede uitwendig bij brandwonden, blaren, oogaandoeningen en huidziekten. In Portugal werd de kwee aangeduid als marmelos waarvan dan weer het woord marmelade is afgeleid.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial