In 1805 slaagde de Duitse apotheker Friedrich Sertürner erin morphine uit opium te isoleren en bedacht daarvoor ook de naam. Vanaf 1815 raakte het in gebruik in de geneeskunde en de (toen) vrije verkrijgbaarheid ervan leidde tot een verslavingsprobleem bij de zogenaamde morphinisten. Met het van kracht worden van de Opiumwet in 1919 was het gedaan met die vrije verkrijgbaarheid en werden apotheken in Amsterdam, zoals we in deze aflevering lezen, geconfronteerd met zulke morphinisten en hun slinkse pogingen om met “valsche recepten het bewelmingsmiddel te bekomen”.
In de rubriek Beroepsbelangen lezen we over de (on)wenselijkheid van gemeente-geneesheren en gemeente-apothekers. Met name op het platteland ontbrak een goede dekking van medische en farmaceutische zorg, en voorzag de aanstelling van een (apotheekhoudende) gemeente-arts in die behoefte. Gemeenten waren in die tijd, volgens de Armenwet, verplicht te zorgen voor de geneeskundige behandeling van de aldaar woonachtige armen. Naast de aanstelling van zo’n gemeente-arts werden de armen soms ook in een ziekenfonds ondergebracht.
Ook nog een kort bericht over de Duitse 15e eeuwse renaissance-schilder Lucas Cranach (1472 – 1553), een tijdgenoot en vriend en rivaal van Albrecht Dürer. Hij was ook bevriend met (stadgenoot) Maarten Luther en schilderde hem menigmaal, waaraan hij gedeeltelijk zijn reputatie als “reformatieschilder’ dankt. In het bericht lezen we dat deze Cranach ook noch een apotheek in Wittenberg heeft bezeten die werd beheerd door een knecht, terwijl hijzelf onvoldoende aandacht eraan wijdde. Dat leidde ertoe dat het gemeentebestuur van die stad besloot om Lucas Cranach, als apotheker, niet vrij te stellen van militaire dienst zoals toen in Duitsland gebruikelijk was.