28 juni 1924 – Ontploffing in een farma bedrijf

Dodelijke ongevallen in apotheken en farmaceutische bedrijven zijn extreem zeldzaam en in mijn gehele loopbaan niet voorgekomen, maar in deze aflevering van het PW wordt melding gemaakt van zo’n ongeval. Dit betrof de chemische fabriek van dr. Furnée in Den Haag waarin gasvormige anaesthetica werden geproduceerd. Een ketel met daarin een mengsel van 50 l zoutzuur, spiritus en kaliumchloraat explodeerde en leidde tot de dodelijke verwonding van de bediener van de ketel. “Door de ontsnapping van de giftige gassen was de lucht in de omgeving van de fabriek ondragelijk”.

De tweede zeldzaamheid die we deze week aantreffen, is het vernoemen van een straat naar een apotheker.  Dit betreft dan de Maastrichtenaar Johannes Petrus Minckelers (1748 – 1824) die na een priesterwijding, gevolgd door een professoraat in de natuurkunde te Leuven, zich in 1787 als apotheker vestigde in Maastricht. Hij is de geschiedenis ingegaan als de uitvinder van de gasverlichting en verlichtte er sinds 1785 op herdenkingsdagen zijn collegezaal mee. In 1858, bij de invoering van de stadsgasverlichting in Maastricht, werd de toenmalige Heerenstraat herdoopt in Minckelersstraat. Op de markt in deze stad staat zijn standbeeld (afbeelding) en ook de Universiteit in Leuven heeft hem geëerd met een standbeeld in Heverlee.

In een bericht over de invoer van geneesmiddelen in Turkije wordt gesproken over de Kamer van Koophandel in Constantinopel, de stad die wij nu kennen als Istanboel. In 1928 werd het Latijns alfabet in Turkije ingevoerd en vanaf toen heette de stad Istanbul.

21 juni 1924 – Filiaal-apotheken asociaal?

In een verslag van de vergadering van het departement Utrecht wordt melding gemaakt van een op te richten filiaal-apotheek van collega J. Koert. “Men acht dit geen sympathiek verschijnsel, dat echter in den laatsten tijd epidemisch wordt. De heele opzet is bedoeld te zijn een voordeelige geldbelegging, zodat het rendement veel eerder voldoende wordt geacht dan wanneer een jong apotheker zich vestigt, die uit de inkomsten zijn bestaan moet vinden”. Apotheek Koert  (afbeelding, schrijver dezes heeft er eind zeventiger jaren nog stage gelopen) bestaat sinds 1896 en is nu één van de oudste apotheken van Utrecht. Anno nu, de tijd van ketenapotheken, zijn filiaal-apotheken niet meer controversieel en zo kent ook  Apotheek Koert nog steeds twee filiaal-apotheken in Utrecht.

In voorbereiding op de aanstaande Voedingsmiddelconferentie publiceert het PW een drietal adviezen inzake het gebruik van kleurstoffen in voedingsmiddelen. Binnen Europa bestonden daaromtrent de nodige verschillen tussen diverse landen, waarbij echter geen algemeen verbod van teerkleurstoffen gold. Sowieso werd voor de schadelijkheid van kleurstoffen uitsluitend gesproken over de acute toxiciteit (“giftigheid”) en werd nog op geen enkele wijze een mogelijke relatie met carcinogeniteit, laat staan mutageniteit, vermoed.

14 juni 1924 – Amsterdamsche Gasthuis-apothekers.

Het Binnengasthuis (BG) is een voormalig ziekenhuis in het centrum van Amsterdam (afbeelding) dat werd opgericht in 1578 als St. Pietersgasthuis waaraan in 1586 een ziekenhuis werd toegevoegd waarna het gaandeweg de naam Binnengasthuis verkreeg.  In 1981 ging dit ziekenhuis op in het Amsterdams Academisch Medisch Centrum (AMC). In deze aflevering van het PW worden maar liefst 20 pagina’s gewijd aan de apothekers die in de 16e– en 17e-eeuw in dit voormalig ziekenhuis werkzaam zijn geweest. Te beginnen met Dirk Freercx die vanaf 1582 een Cruydttuijn in beheer had “by de suydermuer van de ganck voir ’t Vrouwen-Gasthuys”.  In het artikel passeert een illustere rij opvolgers van Freercx, met als meest opvallende de apothekers Dirk Timmer en zijn neef Anthony Timmer, in de periode van 1742 tot 1789. Het zou bijna 200 jaar duren alvorens weer een Timmer als (ziekenhuis-) apotheker in de opvolger van het Binnengasthuis , het AMC, werkzaam zou zijn van 1980 tot 2001.

Vermeld wordt het besluit van de Minister van Arbeid om voorschriften uit te vaardigen voor het gebruik van cyaanwaterstof (blauwzuur) en andere giftige cyaanverbindingen voor het ontsmetten en zuiveren van ruimten. Daarbij was dan de aanwezigheid van een, door den inspecteur van de volksgezondheid  deskundig verklaard persoon, noodzakelijk.

Ook wordt bericht over het pensioen van de militair apotheker dr. W.G. Boorsma, die een groot deel van zijn loopbaan werkte in “’s Lands Plantentuin” in Buitenzorg, ten zuiden van Batavia in Indonesië. Na de onafhankelijkheid eind 1949 werd deze tuin herdoopt als Kebun Raya Bogor (vertaald: de grote majestueuze tuin van Bogor). Bogor is de huidige naam van Buitenzorg. De Kebun Raya Bogor is de oudste en nog steeds meest vooraanstaande botanische tuin van Indonesië, met een oppervlakte van 87 hectare. Gelegen midden in het centrum van Bogor, is de plantentuin een belangrijke toeristische trekpleister van de stad en zelfs van geheel Java.

7 juni 1924 – Asbest, toen nog wel

In het een vergelijkend onderzoek naar asbestsoorten met verschillende herkomst worden die uit Canada, Siberië en Zuid-Afrika vergeleken. Genoteerd werden, naast kleurverschillen, verschillende gehaltes aan kiezelzuur, magnesiumoxide, ijzeroxide en aluminium. Niet vermeld wordt in dit referaat waar, en of, toentertijd asbest in de farmacie werd toegepast. Later, in de naoorlogse periode, werd het toegepast voor het pyrogeen- c.q. endotoxinevrij maken van injectievloeistoffen; zowel in de vorm van ruwe vezels, als in de vorm van filterplaten. Laatstgenoemde werden ook veelvuldig gebruikt in bierbrouwerijen voor het klaren van het bier.

In de rubriek “Handelsberichten” treffen we aan twee deponeringen van handelsmerken van bedrijven die we ook nu nog kennen. De eerste betreft de lettercombinatie S.C.I.K. ten name van de N.V. Sociëteit voor Chemische Industrie “Katwijk” te Katwijk aan Zee. Dit bedrijf zelf werd in 1914 opgericht en het inmiddels ter ziele gegane Katwijk Farma stamt uit deze stal. Het topprodukt van dit bedrijf was in de naoorlogse jaren het “Tonicum Katwijk” (afbeelding). Ook treffen we de vermelding van de Firma L.F. Will & Co, dat als Will-Pharma wel de tand des tijds heeft doorstaan, en nu het honderdjarig bestaan viert.

31 mei 1924 – Een Rietveld – Apotheek

In een bericht getiteld “s-Gravenhage – Een moderne apotheek” lezen we: “Tot dusver zijn over ’t algemeen de apotheken altijd ingericht naar het ouderwetsche voorbeeld, dat een fijne stemming gaf van oude tijden, althans van vriendelijke 18e– en 19e-eeuwse deftigheid. Maar de heer A.J. van Huffel, die een apotheek heeft geopend in de de Riemerstraat 115, hoek Elandstraat, heeft gemeend, dat in onzen tijd een apotheek evengoed als ieder ander interieur, modern (hier in de beteekenis van artistiek-modern) kan worden ingericht. Hij wendde zich tot den Utrechtsen Binnenhuis-Architect Rietveld, die een zeer eenvoudig, strakke en mooie oplossing heeft gevonden. In  strenge vierkante vlakken, wit, grijs en zwart, heeft Rietveld de interieurs van voor- en achterkamer en bibliotheek rustig en voornaam gehouden: in niets afwijkend van iedere andere apotheek dan door de rust van lijnen- en kleurenspel. Een heel gelukkige oplossing.”

Het grootste deel (17 pagina’s) van deze aflevering van het PW was gewijd aan de geneeskruidenteelt als zaak van algemeen belang. De 1e Wereldoorlog had het belang daarvan sterk vergroot en in reactie daarop werden in een aantal Europese landen proeftuinen voor geneeskruiden ingericht. In Nederland werd, als gevolg van de vrees dat door de Eerste Wereldoorlog niet langer voldoende hoeveelheden geneeskrachtige planten beschikbaar zouden zijn, in 1914 de Nederlandse Vereniging van Geneeskruidtuinen opgericht. Door deze vereniging werd toen in de cultuurtuin van de Technische Hoogeschool te Delft, ook een kweektuin voor geneeskruiden ingericht. Deze proeftuin werd echter korte tijd later, bij gebrek aan genoegzame belangstelling weer opgeheven.

Foto’s : Collectie Centraal Museum Utrecht / Rietveld Schröderarchief © Pictoright

Foto

24 mei 1924 – Koloniale jaloezie

De successen die Nederland behaalde met de kina-cultuur in de Indonesische archipel wekte natuurlijk de jaloezie van andere koloniale mogendheden. Dus probeerden Frankrijk en België de kina-teelt te kopiëren in hun Afrikaanse koloniën, maar dat leverde slechts teleurstellende resultaten: “De exemplaren ontwikkelen zich niet voorspoedig; de boomen vormen geen stam, doordat reeds enige cm. boven den grond een deeling in takken plaats vindt. Ook verder is de groei zeer abnormaal”.

Bericht wordt inzake een voordrachtenserie over de geschiedenis van de chemie waarbij gewag wordt gemaakt van de verbranding van metalen met zwavel, doch zonder zuurstof. De Franse scheikundige Lavoisier (afbeelding) had in 1777 de flogiston-theorie (volgens welke alle brandbare materialen flogiston bevatten, een substantie zonder kleur, geur, smaak of massa; die de eigenschap van ‘hitte’ in zich zou dragen) ontkracht en aangetoond dat zuurstof in de lucht de basis voor verbranding leverde. Echter, de latere ontdekking dat zwavel met metalen kon “verbranden” in schijnbare afwezigheid van zuurstof zorgde toch weer voor verwarring. Kon dat dan wel waar zijn gloeiing en verbranding zonder lucht en zonder flogiston? Uiteindelijk hebben Amsterdamse wetenschappers (er worden geen namen genoemd in het bericht) deze waarheid inderdaad vastgesteld.

Melding wordt gemaakt van een Koninklijk Besluit tot aanpassing van de Warenwet, volgens welk grenzen werden gesteld aan het gehalte arsenicum in behangsel, meubel- en gordijnstof. De achtergrond van deze toepassing is mij niet meteen duidelijk, vermoedelijk betrof dit de toepassing als kleurstof bijv. als koperarsenaat.

17 mei 1924 – Arbeidslust en kunstgeneesmiddelen

“Hoe zal de arbeidslust en de liefde voor het beroep gefnuikt worden bij een apotheker, die zijn arbeid onvoldoende gehonoreerd acht en dan nog wel door wettelijken dwang. Een voortdurende strijd tusschen de apothekers, die het tarief hooger willen stellen, en de Regeering, die het in het belang van het publiek zoo laag mogelijk wil behouden, is niet uitgesloten”. Dit lezen we in het NMP – jaarverslag over 1923 en, inderdaad, die strijd duurt voort tot op de dag van vandaag.

In eenzelfde jaarverslag, maar dan van het Algemeen Ziekenfonds Amsterdam, lezen we weer het nodige over de geneesmiddelkosten per verzeekerde toen. Deze bedroegen ƒ 1,755 per ingeschrevene. Voor 115.091 verzeekerden werden in 1923 1.013.581 recepten gereed gemaakt, d.w.z, 8,81 recept per verzeekerde, kinderen inbegrepen.

Er wordt vandaag gewag gemaakt van een lezing voor de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen door prof. dr. A.F. Holleman, getiteld “Natuurstoffen en kunststoffen”. Daarin werd ook uitgebreide aandacht geschonken aan “kunstgeneesmiddelen”, d.w.z. kunstmatige synthetische geneesmiddelen door chemische fabrieken voortgebracht. Voorzover de spreker met deze woordkeus al niet zijn “grondhouding”  tegenover de verworvenheden van de chemie tot uiting brengt, neemt het volgende citaat iedere twijfel daaromtrent weg. “Ieder practicus weet, dat digitalisinfuus door geen enkel der vele zuivere en zuiverder digitalis-praeparaten geëvenaard wordt. Ook het versche infuus van moederkoorn schatten vele medici boven gezuiverde praeparaten; het is te verwachten, dat dit van vele andere kruiden en hunne extracten gezegd zal worden. O.a. van het Pantopon (afbeelding), een opiumpraeparaat, waarin de verschillende opiumalkaloieden voorkomen, en dat eene veel betere werking heeft dan zuivere morphine”.

26 april 1924 – Bordeaux mengsels – vinologie?

Nee, dit is noch farmacie, noch vinologie maar botanie. “Het sproeien van planten met de Bordeauxsche pap verhoogt vooral des nachts het transpireeren”. Deze pap was dan een mengsel van kopersulfaat, kalk en water. Daarvan bestonden 3 typen: een zure, een neutrale en een alkalische.

In een bijzonder bericht wordt gewag gemaakt van de “aanteekeningen die door den Utrechtsen apotheker Kethel zijn gemaakt, op poederpapiertjes,  ten tijde van het koningschap van Lodewijk Napoleon (1806 – 1810) in ons land. Deze koning koos Utrecht als residentie om onbekende redenen. Utrecht telde in dien tijd 31.000 inwoners en had weinig handel en nijverheid. Verschillende huizen werden door de koning aangekocht, met welken aankoop groote sommen gemoeid waren en dit betroffen panden aan de Drift, Wittevrouwenstraat en Mariaplaats”. De poederpapiertjes zijn uiteindelijk in de Rijksuniversiteitsbibliotheek gearchiveerd, maar of ze daar nog steeds verblijven…….. In een departementslezing (Rotterdam) spreekt collega Exler over “Doodgaan” dat wetenschappelijk gezien zou bestaan uit het afzetten van lipoiden op, en daardoor verharden van, de bloedvaten alsmede uit het uitvlokken van het protoplasma. Ter bestrijding van ziekte en doodgaan zou daarom meer verwacht moeten worden van physico-chemitherapie, dan van de oude organo-therapie. Het colloieden-gehalte daarvan zou de basis vormen van de werkzaamheid. Dit alles sluit aan bij de opkomst van de colloied-chemie in die tijd. In 1925 zou Zsigmondy (afbeelding) de Nobelprijs Chemie ontvangen voor zijn werk op het gebied van die collied-chemie

10 mei 1924 – Farmaco-economie en suikertaks

Voor wie in de vroege apothekers-opleiding nog jodometrische titraties heeft verricht is het referaat daarover in de aflevering van vandaag interessant. “Weegens den hoogen prijs van jodium en zijn zouten hebben de Schrijvers naar een “Ersatz” gezocht en meenen dit in broom te hebben gevonden”. Een vroege en bijzondere vorm van farmaco-economie dus, dat we nu in een geheel andere gedaante kennen. De vluchtigheid van broom was wel een probleem en dat werd opgelost door een oplossing van broom in 22 pCt-ig zoutzuur te gebruiken.

Aandacht wordt besteed aan de eerste herdruk van Willmar Schwabe “Deutsche Homöopathische Arzneibuch” dat voor het eerst verscheen in 1901. Schwabe (1839 -1917) was een Duitse apotheker (afbeelding) die in 1866 in Leipzig de Homöopathische Central-Officin oprichtte. In Nederland verscheen later in 1913 het Nederlandsche Homeopathische Artsenijboek.  Veel elementen uit laatstgenoemde blijken in die Duitse herdruk te zijn overgenomen. De herdruk werd door de referent (Prof. dr. van der Wielen) als een waardevolle aanwinst voor de homeopathische pharmacie beschouwd.

In een verslag wordt aandacht besteed aan een bezoek van buitenlandse gezondheidsambtenaren in het kader van de uitwisseling van Volkenbondartsen. De lezingen stonden in het teken van het belang van deugdelijke voeding, waarbij ook de situatie in de recente oorlogsjaren de revue passeerde. Herinnerd werd aan de eenheidsworst tijdens die jaren, die als “als zinnebeeld van eenheid en broederschap geen slecht figuur sloeg, maar wat zijn kwaliteit betrof meer geleek op een fietsband dan op een saucisse de Boulogne”. Ook het belang van “de winst aan energie die een rationele voeding verzeekert” wordt gememoreerd, “maar meer dan de physioloog geeft de fiscus hier de doorslag, getuige de suikeraccijns”. Obesitas was toen duidelijk nog geen maatschappelijk probleem, nu wordt een “suikertaks” juist als wenselijk ervaren.

3 mei 1924 – Vaccinatie 200 jaar voor Jenner

In een bericht over de Geschiedenis der artsenijbereidkunde wordt verslag gedaan van een lezing van dr. C.J.S. Thompson, directeur van de “Wellcome historical medical Museum” te London. We lezen daarin dat in China al heel vroeg, rond 1600, koepok-inenting werd toegepast. Dat was dus 200 jaar voordat Jenner de koepokinenting ontwikkelde, en aan wie daarvoor ook de wetenschappelijke eer  werd toegekend.  Aanvankelijk waren deze Chinese methoden primitief, zo werden kinderen gekleed in kleren van door pokken besmette leeftijdgenoten. In de 18e eeuw werden al wat betere methoden toegepast en werd de wondkorst van pokken-patiënten tot poeder vermalen en vervolgens in de neusholte van kinderen gebracht. Met name keizer Kangxi (1654 – 1722), die zelf besmet was geraakt met pokken, was een groot voorstander van de vaccinatie en liet alle kinderen in zijn imperiale familie vaccineren. In de vroege 19e eeuw werd uiteindelijk ook de methode van Jenner in China geïntroduceerd (afbeelding).

Bij de Boekaankondigingen treffen we vandaag de eerste druk van het bekende “Inleiding tot de physische chemie: de kolloiedchemie in het bijzonder” door prof. dr. H.R. Kruyt. Dit boek zou tot in de jaren 70 in de farmacie–opleiding te Utrecht in gebruik blijven.

In de rubriek “Nieuwe geneesmiddelen en voorschriften” treffen we weer een aantal “bijzondere” geneesmiddelen aan:

  • Anti-asthmapastilles, bestaande uit plantaardige bestanddelen (folia stramonii, folia lobeliae, cubebae, dennenaalden, carbo ligni en oleum eucalypti) waaruit met behulp van gomslijm pyramidevormige pastilles weren gemaakt die, na goed gedroogd te zijn, dienden om verbrand te worden
  • Glucoven, een intraveneuze oplossing met 45% glucose en 5% calciumchloride, voor toepassing bij tuberculose en influenza
  • Neo-chinamyl: trichlooraldehyde-chinine-isovaleriaanzure aethylester, tegen hartneurosen (?), en nerveuze slapeloosheid
Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial