5 mei 1923 – Forensische farmacie

Deze aflevering van het PW is voor het overgrote deel gevuld met jaarverslagen der departementen over 1922. Dat jaarverslag van het Departement Amsterdam is een treffende weergave van de toenmalige tijdgeest die werd gekenmerkt door de verdringing van apotheekbereidingen door fabriekspreparaten. “De fabrieksmatige bereiding van geneesmiddelen in den vorm waarin ze onmiddellijk voor het gebruik gereed zijn, neemt hand over hand toe. De overstelpende massa’s spécialité’s, langen tijd uit de apotheken geweerd, daarna oogluikend en met zekere selectie toegelaten, is tot een lawine geworden, en zelfs de meest conservatieve onder ons vermag niet meer den stroom te keren. Trouwens, de bereiding van tal van geneesmiddelen is in de apotheek ten eenenmale onmogelijk geworden. Betrouwbare organopreparaten, noch sera kunnen in de apotheek worden bereid, zelfs heeft de steriele vulling van ampullen voor menigen apotheker bezwaren”

Verder treffen we een uitgebreide beschouwing over “Het hedendaagsch documenten-onderzoek” van de hand van de apotheker C. J. van Ledden Hulsebosch  (foto) ter gelegenheid van zijn benoeming als privaatdocent in de Leer van de opsporing der Strafbare Feiten, aan de Universiteit van Amsterdam. Dergelijk onderzoek van documenten in rechtszaken was in de decennia daarvoor gangbaar geworden en voor het identificeren van inkt- en papiersoorten waren toenmalige apothekers natuurlijk goed toegerust. Het forensisch onderzoek fascineerde hem zo dat hij in 1910 was gestopt met zijn apotheek aan de Nieuwendijk in Amsterdam, tot groot verdriet van zijn vader, ook apotheker, die deze apotheek had opgericht. In 1929 werd hij één van de grondleggers, en eerste voorzitter, van de in Wenen gevestigde Academie Internationale de Criminalistique.

28 april 1923 – Weg met het Latijn

Vandaag lezen we een bericht over een wijziging in de Wet op de Pharmacopee uit 1871. Deze wet verplichtte de overheid tot een uitgave ervan in “de Nederlandsche en in de Latijnsche taal”.  De nieuwe wet van 17 Maart 1923 bevatte slechts één artikel:  “In bovengenoemde wet wordt vóór de woorden “in de Latijnsche taal” ingevoegd: “indien onze Minister van Arbeid dit wenschelijk acht, ook”. Als gevolg van deze wijziging verscheen de 5e editie van de Nederlandsche Pharmacopee uit 1926 uitsluitend in de Nederlandse taal.

Een bijzonder artikel, waarvan ik mij afvraag wat de auteur (D.H. Wester) heeft bewogen om dit in het Pharmaceutisch Weekblad te laten opnemen, betreft “Het mangaangehalte van eenige Nederlandsche grond- en bodemsoorten en eenige opmerkingen dienaangaande”. Zeker, de chemische analyse van de grondmonsters heeft nog raakvlakken met de toenmalige pharmacie, maar de conclusie dat beteelde bodemsoorten een hoger mangaangehalte vertonen dan natuurgronden?

Ook deze week weer een overzicht van nieuwe geneesmiddelen en voorschriften met als bijzondere vermeldingen:

  • Lipolysine, masculinum et femininum, een op hormonenwerking berustend middel tot ontvetting
  • Rheumatism-phylacogeen, een bacteriepreparaat bereid uit streptococcus (van rheumatische infectie afkomstig),  en staphylococcus albus en aureus (toentertijd nam men aan dat rheuma werd veroorzaakt door een bacteriële infectie, auto-immuunziekten waren nog volslagen onbekend)

21 april 1923 – Apotheekkruis – rood of groen?

Al sinds jaar en dag wordt een groen kruis gebruikt als aanduiding van apotheken, maar blijkens een waarschuwing in deze PW-aflevering werd daarvoor rond 1923 ook wel een rood kruis gebruikt. Echter, bij wet van 1914 is het gebruik van een rood kruis slechts aan bepaalde lichamen toegestaan, en daarom waarschuwt het Hoofdbestuur van de NMP  de leden om aanwezige rode kruisen “zoo spoedig mogelijk te verwijderen, wil men zich niet aan vervolging van justitiëele zijde bloot stellen”. 

Wij kennen nu rhabarber nog uitsluitend als groente maar 100 jaar geleden werd de plant ook therapeutisch toegepast als laxans. En zo lezen we vandaag een discussie over welk species daarvoor het best geschikt zou zijn: Rhabarber officinale of R. palmatum. Er kwamen zelfs “gezonde vrijwilligers” aan te pas waarbij kon worden vastgesteld dat de werking van beide soorten niet parallel loopt aan het gehalte anthrachinonen.  Wel leverde het onderzoek een voorkeur voor R. palmatum als bron van de medicinale rhabarber.

Ook lezen we over een Zwitsers onderzoek naar de deugdelijkheid der geneesmiddelen. Verwacht werd dat in de naoorlogse periode deze weer zou terugkeren tot het vooroorlogse niveau, maar deze verwachting blijkt niet ingelost. In 1922 werden 6000 praeparaten en chemicalien door een analytisch laboratorium (B. Siegfried AG) onderzocht waarvan er niet minder dan 600 werden afgekeurd voor geneeskundig gebruik. Dat leidt dan tot de oproep: “Meer dan ooit is thans noodig, dat de apotheker de chemicaliën en geneesmiddelen welke hij ontvangt onderzoekt, want de handel in deze artikelen eischt degelijke controle en deskundig toezicht”.

14 april 1923 – Methanol of methylalkohol?

Vandaag de dag is methanol de gangbare benaming geworden maar dat was 100 jaar geleden nog niet overal het geval, zo lezen we in deze aflevering van het PW. Met name in Duitsland was methylalkohol nog gebruikelijk en naar aanleiding van het aldaar stijgend aantal gevallen van vergiftiging erdoor als gevolg van verwisseling met  aethylalkohol volgde in de Chemiker Zeitung de oproep om de naam methanol te hanteren voor methylalkohol en daarmee het onderscheid van de namen te vergroten c.q. verwisselingen minder waarschijnlijk te maken. In de Verenigde Staten was deze wijziging in methanol toen reeds doorgevoerd.

En naar aanleiding van een andere verwisseling van industriële  (humane)  1 mg atropine-ampullen door (veterinaire) 100 mg atropine-ampullen treffen we een ander pleidooi: “Het is beter, milligram-giften door de apotheker op magistraal voorschrift te laten bereiden”. De auteur vervolgt: “Ik wil er nog aan toevoegen, dat zij, die mochten meenen dat op dit gebied de fabriek beter werk aflevert, wat de technische afwerking betreft, hier schromelijk dwalen. Met de allereenvoudigste hulpmiddelen is de apotheker in staat, betere en meer betrouwbare geneesmiddelen af te leveren”. Maar dat was in een tijd dat het begrip Good Manufacturing Practices (GMP) nog moest worden uitgevonden en anno 2023 zijn die GMP-eisen dermate dat de bereiding van ampullen in een openbare apotheek niet meer realistisch is. Op de afbeelding ziet u de verschillende ampul-vormen die rond 1900 in gebruik waren.

7 april 1923 – Malaria in Nederland?

Velen zullen het nu vergeten zijn maar malaria was ooit (tot 1970) een inheemse ziekte in Nederland en dan met name in de waterrijke gebieden zoals Noord-Holland en Friesland. En dus treffen we in deze PW-aflevering een kort verslag van de Malaria Campagne in Noord-Holland in 1922 en het gebruik van kinine. Daarbij bleek kinine poeder farmacokinetisch effectiever dan niet en wel versuikerde kinine-tabletten.

In een referaat van een artikel uit het Klinisches Wochenschrift wordt de slechte kwaliteit van de drinkmelk in (het naoorlogse) Berlijn beschreven: “de daar ter stede als drinkmelk verkochte vloeistof kan beter als een melkachtige bacteriënsuspensie worden betiteld”. Aangedrongen wordt door de auteur op het toelaten van een minimum aan geschikt conserveermiddel in de melk waarbij waterstofperoxide in een concentratie van 0,2%  wordt genoemd.

Sinds de VOC in de 17e eeuw het Europese monopolie op opium vestigde heeft Nederland eeuwenlang, en tot op heden, een dubieuze reputatie als narcostaat gehad. En in de 20e eeuw bleek dat ook de productie van cocaine met veel succes in ons land plaatsvond waarbij, zoals u in een eerdere blog kon lezen, de grootste cocainefabriek ter wereld zich in Amsterdam bevond. Dat riep dan weer ongenoegen op in andere landen en we lezen vandaag dat “Senaat en Huis van Afgevaardigden der Vereenigde Staten van Amerika  in gemeen overleg” de Nederlandse regering hebben verzocht de productie van cocabladeren (in Indonesie) te beperken.

31 maart 1923 – Iets over zetmeel?

Dat was de titel van het openingsartikel van deze PW-aflevering. “Een bonte rij van onderzoekers heeft zich de laatste jaren er tot gezet, om de constitutie van het amylum nader te komen. Te verwonderen is dit niet,: de kennis van den bouw van het zetmeel zou zijn een mijlpaal in ons scheikundig weten, van even groot belang voor den chemicus als voor den pharmaceut en den bioloog”

In Aflevering 4 van de serie “Eenige sociaal-hygienische beschouwingen over de geneesmiddelvoorziening in het algemeen en die ten plattelande in het bijzonder” wordt uitvoerig de vestigingsdichtheid van apotheken in de verschillende provincies beschreven. Alsmede de nodige misvattingen daaromtrent. Uitgangspunt was toen “Drie of meer artsen en minstens 6.000 tot 10.000 inwoners schijnen de beste voedingsbodem voor een apothekersbedrijf te vormen”

Onder het kopje “Geneesmiddelvoorziening in ziekenhuizen” wordt gewag gemaakt van de slechte toestand daarvan in ziekenhuizen en particuliere instellingen. Het toezicht op de deugdelijkheid der genees- en verbandmiddelen, den inkoop en de aflevering daarvan wordt overgelaten aan menschen “die er iets vanaf weten”. Bepleit wordt dat de apotheek en geneesmiddelvoorraden onder toezicht van een apotheker staan.  De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) bestond toen nog niet, die werd pas in 1929 opgericht. Op de afbeelding onder ziet u een kloosterzuster uit het St. Janshospitaal in Brugge als apotekaresse bezig met het fijnmaken van grondstoffen.

24 maart 1923 – Tijdloze belladonna’s

Een apotheker meldt dat twee leerlingen (v) slachtoffer zijn geworden van eigen roekeloosheid. Zij hadden wel eens gehoord dat door artisten op het toneel atropine gebruikt werd om de oogen te doen schitteren, en besloten dit eens te probeeren. Na de inname volgden dronkenschap en bewusteloosheid, maar vervoer naar het gasthuis leerde dat hun toestand niet levensgevaarlijk was.

Ook treffen we in deze aflevering een vervolg op een wel wat “branchevreemd” artikel “Het sprookje van Asschepoester als chemisch voorschrift”. Volgens de auteur daarvan moeten we in Asschepoester eene persoonsverbeelding vermoeden van het antimoonsulfide. Dit antimonium crudum wordt reeds in het Papyrus Ebers (1600 v. Chr.) genoemd als zwarte schmink om de oogen meer te doen uitkomen.

Voor het eerst komen we in het Pharmaceutisch Weekbad een beschrijving tegen van insuline als nieuw geneesmiddel. Ontwikkeld in een universiteitslaboratoium in Toronto (zie afbeelding) trok het wereldwijde belangstelling: “Na de ontdekking van Salvarsan (de eerste effectieve therapie tegen syfilis, red.) schijnt er geen artikel te zijn, dat zoo algemeen belangstelling wekt als het insuline”. Het bijzondere van deze ontdekking is geweest dat het ontwikkelde produktieproces ook ter beschikking werd gesteld aan andere firma’s zodat een goede voorziening van insuline wereldwijd “tegen redelijken prijs” kon worden verzekerd. In Nederland werd daartoe Organon opgericht. En ook de Haagse Gemeenteapotheek slaagde er in die jaren in om de extractie van insuline uit de alvleesklier van het rund op te zetten.

3 maart 1923 – Poudre de succession

In vervolg op de Dies-rede van prof. Van Itallie “De macht van het kleine” (zie de blog-bijdrage van 3 februari jl.) heeft het Pharmaceutisch Weekblad in deze aflevering een daarop aansluitend artikel uit De Telegraaf overgenomen. Dit werd geschreven door de “wetenschappelijke detective” van dit dagblad met bijzondere aandacht voor arsenicum. We lezen daarin dat arsenicum in Frankrijk lange tijd de bijnaam “poudre de succession” droeg vanwege de veelvuldige toepassing ervan bij personen op wier erfenis men het gemunt had. Ten tijde van Lodewijk XIV  (geboren 1638, regeerperiode 1643 – 1715 en daarmee de langst regerende vorst der mensheid ooit) werd daarom een bijzonder gerechtshof, een “chambre ardente”, ingesteld waarvoor in drie jaar tijd niet minder dan 442 beschuldigden van een dergelijke vergiftiging terechtstonden.

Schrijver dezes is gepokt en gemazeld in de produktie van injectievloeistoffen en de boekbespreking die we deze week aantreffen van de 4e editie van het werk “Préparation & Sterilisation des Liquides Injectables” door de Franse apotheker André Lesure (geboren 1878) trekt dan onmiddellijk mijn aandacht. Ik zal u niet met de technische details daaruit vermoeien maar mij trof de openingszin van deze recensie:  “Als één der niet onaangename gevolgen van den oorlog mag wel gerekend worden de gewijzigde oriënteering in de keuze van onze hand- en leerboeken, waardoor wij thans meer dan vroeger kennis maken met niet-Duitsche werken”. In Nederland promoveerde de ziekenhuisapotheker Jacqueline Hillen in 1924 als eerste op de “bereiding van eenige steriele geneesmiddelen”.

Ook in deze aflevering treffen we weer 4 pagina’s vol met nieuwe geneesmiddelen waarvan als meest “bijzondere” gelden:

  • Hissoton tabletten,  met natriumperboraat en natriumbicarbonaat als anticonceptivum
  • Neo-Tropol injectie, 10% suspensie van metallisch bismuth voor i.m. gebruik bij syphilis
  • Dermoline huidpoeder, met benzoë-lanoline-zinkpasta tegen overmatig zweten

17 maart 1923 – Percolatie of maceratie?

Waarschijnlijk denkt u dat de recente ophef over de schadelijke blootstelling van KLM-onderhoudspersoneel en defensiemedewerkers aan het in verf of coating aanwezige chroom-6 (= chroomtrioxide) een 21e-eeuws fenomeen is. Dan komt u bij het lezen van deze aflevering van het Pharmaceutisch Weekblad  bedrogen uit. Want daarin treffen we een bijdrage van het Laboratorium der Marine Apotheek  te Den Helder inzake vergiftigingsverschijnselen door oplosmiddelen van vliegtuiglakken.

Dichter bij huis treffen we een uitgebreide verhandeling over de bereiding van galenica met daarin aandacht voor de vraag of plantaardige tincturen moeten worden bereid door middel van percolatie (dynamische extractie door continu elueren van het materiaal zoals koffiezetten, zie afbeelding) of maceratie (statische extractie met spiritus gedurende 3 dagen in het donker onder regelmatig omschudden) . Laatstgenoemde methode wordt praktischer geacht hoewel percolatie doorgaans tincturen van een hoger gehalte oplevert.  Voor de bewaring ervan wordt gewaarschuwd: ‘Tincturen en vloeibare extracten veranderen onder den invloed van fermenten”.

Ook treffen we een opgave van het aantal candidaten voor het apothekers-assistentsexamen 1e zitting dat zijn er 275 waarvan 53 (19%) mannen. Omgerekend per jaar – 2 zittingen – zijn dat dan 550 candidaten. Ter vergelijking: in 2018 bedroeg de instroom van nieuwe assistenten in Nederlandse apotheken een totaal van 776. De genderverdeling van het laatste cijfer wordt door de SBA (Stichting Bedrijfsfonds Apotheken) niet gespecificeerd, maar aangenomen mag worden dat het percentage mannen nu veel lager ligt.

10 maart 1923 – Destilleerketels en wijn

Vandaag treffen we een waarschuwing in het Pharmaceutisch Weekblad tegen het gelijktijdig aanwezig hebben in de apotheek van medicinale wijnen en destilleerketels. Dit op grond van de toenmalige wijnwetten. Uitsluitend met een verlof van den Heer(!) Inspecteur der Directe Belastingen was zulks toegestaan. Zie de afbeelding onder voor de destilleerketel in de Rotterdamsche Gemeenteapotheek rond 1900

Ook wordt het “Premier Rapport de la Commission internationale des Elements Chimiques. Tables Internationales des isotopes et des éléments radioactifs 1923” beschreven. Waarin alle elementen, hun atoomnummers en het voorkomen van al dan niet radio-actieve elementen tabellarisch zijn verwerkt. Met de radio-actieve elementen werd toen nog geworsteld: “zij zijn samen in een zeer uitgebreide en zonder bijzondere studie niet goed te begrijpen tabel opgenomen”. Men bedenke bij dit alles dat Mendelejev, de “uitvinder” van het periodiek systeem zijn eerste tabel in 1869 publiceerde, er in de jaren daarna nog diverse varianten circuleerden en dat de huidig gangbare 18-koloms weergave van het periodiek systeem voor het eerst in 1923 in de USA werd gepubliceerd.

Over de apotheken in Rusland lezen we dat ”volgens den president van den raad van volkscommis- sarissen is gebleken dat de nationaliseering van iedere vorm van onderneming onder het Sovjet-regime een misreekening is”. Derhalve werd de vrijheid om zelf een beroep uit te oefenen of handel te drijven weder aan verschillende personen  en corporaties in Rusland toegestaan. Daartoe behoorden ook apotheken, hoewel de Staat eigenaar van de apotheek bleef  en meedeelde in de financiële voordelen. Het beheer en de verantwoordelijkheid berustte echter bij de apotheker.

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial