4 october 1924 – Insuline in planten?

De recente introductie (1922) van insuline in de geneeskunde deed het vermoeden rijzen dat dergelijke stoffen ook in planten zouden kunnen voorkomen. Het idee was ontstaan dat overal waar stofwisseling van koolhydraten plaatsvindt, insuline-achtige stoffen aanwezig zouden kunnen zijn en dat daar mogelijke farmacotherapeutische toepassingen voor zouden kunnen worden gevonden. In een referaat van deze week werd daarover bericht en meer bepaald waren daarbij de zaden van Phaseolus multiflorus (afbeelding) aan de orde. Zoals we nu weten is dat vermoeden uiteindelijk een fata morgana gebleken.

Het element uranium, heeft afgezien van een roemruchte toepassing als radioactieve energiebron, in de geneeskunde generlei toepassing gevonden, maar honderd jaar geleden werd het in combinatie met bismuth toegepast bij de behandeling van syphilis. Bismuth-preparaten werden, net als arsenicum en kwik, al langer met veel succes bij deze aandoening toegepast. En dat leverde weer allerlei combinatie-preparaten op van bismuth met resp. chinine, jodium en zwavel. Maar ook combinaties van bismuth met andere metaal-ionen werden geïntroduceerd met resp. kwik, koper, vanadium en uranium. Lual heette toen de combinatie met uranium waarin als werkzame stof uranium-ammonium-bismuthyltartraat aanwezig was.

11 october 1924 – Verpakte geneesmiddelen aan banden?

In deze aflevering van het PW treffen we het pre-advies van de NMP op de komende “Regeling van de bereiding en den verkoop van verpakte geneesmiddelen” welke maar liefst 16 pagina’s omvat. De regeling was nodig geworden omdat de oude wet uit 1865 op de uitoefening en bereiding der artsenijbereidkunst totaal niet voorzag in de industriële produktie van, en ongebreidelde publieksreclame voor, geneesmiddelen. “Tot bescherming van ons volk zullen krachtige dijken moeten worden opgeworpen tegen dit toenemend misbruik”.  Dit streven vond niet alleen in Nederland plaats maar ook in de meeste andere Europese landen. De wettelijke regeling richtte zich op de bereiding en kwaliteitscontrole, de registratie van bereiders en verkoopers, de verkoop, de invoer en de reclame van de verpakte geneesmiddelen. In deze aspecten herkennen we die welke ook honderd jaar later nog ten grondslag liggen aan de geneesmiddelregistratie maar toentertijd was vooral de openbaarheid van de samenstelling een nieuw element. En we treffen hier ook voor het eerst het Register van Geneesmiddelen (RVG 12345) dat nog steeds in gebruik is, net als de indeling in receptgeneesmiddelen en handverkoop. Nog niet voldoende uitgewerkt toen waren de reclameregels  die nu juist, zoals boven aangegeven, de belangrijkste reden voor de regeling was. De regeling zou een doodgeboren kindje blijven en nooit in wetgeving worden verankerd. Pas in 1963 werd er een nieuwe Wet op de Geneesmiddelenvoorziening aangenomen.

In dezelfde PW-aflevering wordt verhaald over een rechtszaak die het belang van de regeling fraai illustreert; de vraag of abdijsiroop (afbeelding), waarin salicylzuur, mag worden opgevat als een “genotmiddel” of toch moet gelden als geneesmiddel.

27 september 1924 – Pharmacie in de VS toen

In een bericht deze week, overgenomen uit de NRC en van de hand van dr. I.M. Kolthoff, wordt, na zijn bezoek aan de VS, de pharmacie in Nederland vergeleken met die aldaar. Als vermeldenswaardige verschillen daarin noem ik:

  • De opleiding tot apotheker in de VS vindt plaats aan een School of Pharmacy die echter niet in contact staat met een universiteit
  • De opleiding bevat slechts 2 jaar colleges en practica voor totaal 3 dagen in de week, naast 2 jaar werkervaring in een drugstore
  • Daarna kan, met vergunning van de staat een drugstore worden geopend, of een bestaande worden gekocht
  • In deze drugstore is van alles te krijgen: sigaren, sigaretten, ansichten, postzegels, camera’s en toebehoren, zoete lekkernijen, toiletartikelen en parfumerieën, ice-cream, koude dranken en zelfs een lunch
  • In een heel bescheiden afdeling “Prescriptions” worden de geneesmiddelen op recept klaargemaakt
  • Artsen zijn ook bevoegd om zelf recepten klaar te maken wat echter ongebruikelijk is

Afgebeeld het schilderij Drugstore van de beroemde Amerikaanse schilder Edward Hopper uit 1927.

Er bestond in die tijd blijkbaar een Vereniging  “Nederlandsch Fabrikaat” welke aandrong op bescherming van de Nederlandse industrie. Dit met het oog op de grote bedragen die waren gemoeid met werkloosheidsbestrijding en armoedezorg. Daarover was een “propaganda-geschrift” opgesteld waarvan melding werd gemaakt in deze aflevering van het Pharmaceutisch Weekblad. Uit ons Nationaal Archief blijkt dat deze vereniging was opgericht in 1915 en tot 1973 actief is geweest. Was het inderdaad beter geweest om onze textiel-industrie, de scheepsbouw en de geneesmiddel-industrie te vrijwaren van buitenlandse concurrentie? Het is treffend dat deze discussie nu honderd jaar later weer opgang doet, maar dan in EU verband en over zonnepanelen en e-auto’s.

20 september 1924 – Membraanfilters in opkomst

Heden ten dage zijn (kunststof) membraanfilters in de farmaceutische bereidingstechnologie, en zeker in het biotechnologische deel daarvan, niet meer weg te denken, maar honderd jaar geleden bestonden die nog niet. Wel werden de eerste stappen gezet om te komen tot dergelijke filters en vandaag lezen we daarover. Beschreven wordt een methode voor het produceren van cellulose-acetaat ultrafilters. Deze bleken van voldoende dichtheid en zijn bij voorkeur te gebruiken op een papieren filter als ondergrond.

Zes jaar na het einde van de eerste wereldoorlog werd nog steeds aandacht besteed aan de gevolgen daarvan en vandaag lezen we opnieuw daarover. De afscheiding van Zuid-Tirol (afbeelding) van Oostenrijk-Hongarije, en de toevoeging daarvan aan Italië, had belangrijke gevolgen voor de apothekers in dat gebied. In Oostenrijk werd een  apotheek-concessie voor het leven vergund aan een apotheker, en die concessie was niet overdraagbaar aan derden. In Italië echter gold zo’n concessie voor 20 jaar maar was die wel overdraagbaar aan derden. De voormalige Oostenrijkse apothekers hadden ook de grootste moeite met de omschakeling van de Oostenrijkse farmacopee naar de Italiaanse farmacopee.  Tenslotte moesten de vertegenwoordigende organisaties van apothekers in Oostenrijk- zgn. Gremien – worden vervangen door de Italiaanse “Ordini” waarvan er per Italiaanse provincie (n=75) drie bestonden. Deze 225 Ordini waren verenigd tot een Federazione degli Ordini, waarvan de voorzitter te Rome zetelde.

13 september 1924 – Donderstenen en grommelstenen

Steen en aarde in de Nederlandse volksgeneeskunst, zo heet het hoofdartikel van vandaag dat de historie van de medische toepassing van stenen in het verleden beschrijft. “De hooge mate van eerbied, welke men in het einde van de 13e eeuw voor gesteenten is gaan koesteren, is voornamelijk te danken aan het mengelmoes dat Jacob van Maerlandt (1235 – 1300, afbeelding) onder den naam Der Naturen Bloeme het licht deed zien. Vooral aan steenen uit het oosten schreef hij een bijzondere werkzaamheid toe:”

Ghemenelike sijn best die stene,

Die ons comen grote ende clene

Bi den rivieren neder te waren

Uten paradyse ghevaren.

Stenen die comen van Orient

Die syn verren wel bekent.

Meer dan zestig stenen worden door van Maerlandt op deze wijze bezongen. Donderstenen, of grommelstenen, waren stenen die door donder en stortregens zijn neergevallen, doorgaans zo groot als een ei. Zij zouden eigenhandig door de Germaanse god Donar in dergelijke omstandigheden door het hemelruim geslingerd worden, dus welk een kracht moet er niet van deze stenen uitgaan? Nog in de 17e eeuw schrijft de VOC-botanicus Rumphius daarover: “Zoo heb ik in Europa gezien dat de vrouwen, ontstekene en sweerende borsten hebbende, dezelve met deze steen dikwijls bestreeken om den brand te blussen. In ’t vaderland leggen zommigen veeherders en boeren den dondersteen in ’t water en laaten de beesten daarvan drinken als ze eenige ziekte onderhevig zijn”.

Er was ook nog ruimte voor modernere onderwerpen in deze weekaflevering, en zo wordt vandaag uitvoerig bericht over de introductie van synthetische cocaïne door Merck alsmede de chemische bijzonderheden en patenten die bij die synthese een rol speelden.

6 september 1924 – Pharmaceutisch leentjebuur

De aflevering van vandaag is, behoudens een beperkt artikel over de nitraatbepaling volgens Grandval en Lajouw, enkele examenberichten en personalia, vrijwel geheel gevuld met referaten van artikelen uit andere Europese en Amerikaanse pharmaceutische tijdschriften. Om een beeld te geven van wat de toenmalige redactie van het PW daaruit voor de Nederlandse apotheker relevant vond, heb ik onderstaand de titels van die referaten weergegeven.

  • Indicatoren voor de colorimetrische bepaling van de waterstofionenconcentratie
  • Iodometrische titratie van Solutio Acetatis plumbici basici
  • Colorimetrische bepaling van kleine hoeveelheden bismuth
  • Het aantonen van kleine hoeveelheden vanilline
  • Over de aanwezigheid van barnsteenzuur in planten (afbeelding)
  • Waardebepaling van alkaloïdhoudende grondstoffen uitgevoerd met de kleinst mogelijke hoeveelheid materiaal
  • Bestendigheid van novocaïne oplossingen
  • Het kleurloos houden van oplossingen van novocaïne-adrenaline in ampullen
  • Bereiding van een kola-extract met een caffeïne-gehalte van 10 procent
  • Een nieuwe proef om, om ricinusolie te onderscheiden van andere oliën en om de zuiverheid te herkennen
  • Inpakpapier voor tabletten
  • De waarde van Radix Viola odoratae als expectorans
  • Bevat de rook van asthmacigaretten atropine?

De professionele tijdgeest is onmiskenbaar: veel analyse, minder bereiding en slechts een enkel farmacotherapeutische referaat.

30 augustus 1924 – Kruidenzoekers

In een boekbespreking van “Der Kräutersammler” wordt melding gemaakt van het in Nederland vrijwel verdwenen beroep kruidenzoeker. “Slechts in enkele zeer beperkte stukjes van ons vaderland wordt dit beroep nog uitgeoefend; bij Loosdrecht, Noordwijk en in sommige gedeelten van Limburg, Overijsel en Drenthe”. In andere landen waar toen het arbeidsloon laag was, en verzorging van werkloozen niet of nagenoeg niet bestond, waren er meer kruidenzoekers actief. Dit boek (afbeelding) van Gehe-Verlag in Dresden bevatte tal van nuttige wenken voor dit beroep.

Wij kunnen ons dat nu niet meer voorstellen, maar tetrachloorkoolstof werd ooit puur ingenomen als behandeling tegen mijnwormen, gevolgd door een laxans. Geen ongevaarlijke therapie maar een gewijzigde toediening, inname in combinatie met magnesiumsulfaat, maakte de inname “absoluut gevaarloos”. “Deze gelijktijdige toediening van dit zout wekt in de darmwand stroomingen op, die de opname van het geneesmiddel vertragen of beletten”.

En uit de rubriek “Nieuwe geneesmiddelen en voorschriften” vermeld ik weer een drietal opmerkelijke geneesmiddelen:

  • Fucoparil, een oraal middel voor vermagering uit Fucus vesiculosis (blaaswier)
  • Sufrogel, een colloidaal zwavelgelatine als injectie bij polyarthritis
  • Sulfoliquid, een vloeistof voor wondbehandeling, vooral van open etterhaarden, die zwaveligzuur bevat

23 augustus 1924 – Rookverdrijvende parfums

“Om in kamers, waar sterk gerookt is, den tabakswalm te verdrijven werden vroeger apparaten gebruikt, waarin alkohol door aanraking met een gloeienden platinadraad, of gloeiend platinablik, in acetaldehyde werd omgezet. De ammoniakale dampen van de tabak werden daardoor gebonden en eene duidelijke vermindering van den tabakswalm was goed merkbaar. In den laatsten tijd gebruikt men smaakvolle glazen potjes, welke inwendig electrisch worden verwarmd en waarin zich ene sterk geparfumeerde vloeistof bevindt, die ook deze rookverdrijvende eigenschappen bezit. Onderzoek toonde echter aan dat ook deze oplossingen, naast etherische olien en spiritus, formaldehyde bleken te bevatten”.

In de rubriek “Ingezonden” verschijnen deze week diverse bijdragen over de vraag of aftreksels van plantaardige grondstoffen beter als decoct, dan wel als infuus, zouden moeten worden bereid. Voor wie het vergeten is, of het nooit geweten heeft; infusa (aftreksels) worden bereid door (plantaardige) grondstoffen met water uit te trekken bij een temperatuur van 80 – 90 °C, een temperatuur die men verkrijgt in een vat in een kokend waterbad. Decocta (afkooksels) worden door de grondstoffen in kokend water op een zacht vuur 5 – 30 minuten onder koken te extraheren. Voor verschillende simplicia bestonden voorkeursmethoden; bijv. vluchtige (aromatische) bestanddelen gaan bij infunderen minder verloren dan bij koken. Gebruikelijke infundeerpannen zijn op de afbeelding onder weergegeven.

16 augustus 1924 – Een kwestie van Centen

Deze aflevering bestaat voor het overgrote deel uit een verslag van de 73e algemene vergadering. Maar liefst 44(!) pagina’s neemt dit in beslag en dat is geen wonder als je de inbreng van iedere spreker in dat verslag wilt meenemen. In het verslag van de “Commissie van Redactie van het Tijdschrift” lezen we een discussie over de (te hoge?) kosten die de fa. Centen voor het drukken van het PW in rekening brengt. Deze firma is dat drukken lang blijven doen, zeker tot aan het eind van de 20e eeuw; de precieze einddatum kon ik niet achterhalen. Het aantal leden van de NMP was inmiddels opgelopen tot 588.

In een bijzonder referaat wordt verslag gedaan van het “Rooken in de Oudheid vóór de ontdekking van Amerika”. Daar waar wij leerden dat het roken c.q. de tabak in Engeland en daarna Europa zou zijn geïntroduceerd vanuit Virginia door de Engelse ontdekkingsreiziger Raleigh (afbeelding) in 1586, passeren in dit referaat diverse vondsten van pijpen in Zwitserland en Spanje de revue welke zijn gedateerd uit de Romeinse periode. Echter, als dat al zo zou zijn is het aannemelijker dat deze pijpen werden gebruikt voor het roken van lavendel of hennep. “Men zegt van lavendel dat ze de eigenschap heeft den slaap te verdrijven en kracht te geven aan wie ze rookt….”.

9 augustus 1924 – Een “stoffig” octrooi

Vandaag lezen we in het PW de aankondiging van een nieuwe rubriek “Uitvindingen en octrooien op pharmaceutisch en aanverwant terrein”. En de eerste aflevering behandelt er dan één die het straatstof moet bestrijden want het toenemend verkeer over niet verharde wegen gaf aanleiding tot een “ware plaag die, behalve voor de verstoring van de gemoedsrust van de omwonenden van veel gebruikte wegen, ook tot directe benadeeling van de gezondheid van hen en de gebruikers van den weg kan leiden.” Het octrooi betrof een teeremulsie die met sproeiwagens gelijkmatig over de (onverharde) weg werd verdeeld. In 1924 telde Nederland 15.000 auto’s en 36.000 motorfietsen. Eind 19e eeuw bedroeg het Nederlandse wegennet 8500 km  (nu 121.840 km) waarvan ca. 6000 verhard met keien of klinkers. Op de kaart hieronder is het wegennet in 1927 weergegeven.

Ook werd aandacht geschonken aan een bijzondere uitgave  “Chininum – Scripsiones Collectae” een uitgave van het Bureau tot bevordering van het kinine gebruik te Amsterdam. De bedoeling van deze uitgave was reclame te maken voor het gebruik van kinine. De meeste artikelen in dit 140-pagina dikke boekwerk waren verrassenderwijs Franse vertalingen van wetenschappelijke publicaties.

In de regelmatig terugkerende rubriek “Nieuwe geneesmiddelen en voorschriften”: treffen we vandaag als meest opvallende vermeldingen:

  • Depilatorium, een ontharingscreme met 1% thalliumacetaat
  • Isatose, bouillonblokjes die per stuk 8 g kaliumbromide bevatten
  • Zomine, in vacuo gedroogd vleeschsap t.b.v. tbc-patiënten (80 g /dag = 2,7 kg vlees)
Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial