12 juli 1924 – Opotherapie, quoi?

De term opotherapie ben ik in mijn gehele loopbaan niet tegengekomen, maar vandaag tref ik daarover een referaat in het PW. De Société de Pharmacie de Paris had een chemisch onderzoek laten uitvoeren naar de aard der opotherapeutische preparaten in den handel. Opotherapie is een in 1889 geïntroduceerde humane behandelwijze, overgenomen uit de diergeneeskunde, waarbij organen worden uitgeperst en het verkregen vocht intraveneus of oraal wordt toegediend. De organen die daarbij in beeld zijn geweest betreffen schildklier, testes, ovaria en pancreas. In onderscheid met de hormoontherapie, die de opotherapie later de vergetelheid heeft ingejaagd, werd toen een meerwaarde toegekend aan de “begeleidende stoffen” die naast het hormoon in het perssap aanwezig zouden zijn. Bereidingstechnisch leverde vooral de houdbaarheid van de klieren problemen op en het toevoegen van conserveermiddelen zou de werking negatief kunnen beïnvloeden.

Ofschoon het woord milieu-toxicologie honderd jaar geleden nog niet bestond lezen we daar vandaag toch over:  “Door den Keuringsdienst te Arnhem werd geconstateerd dat melk van runderen, op een bepaald terrein weidende, een eigenaardige afwijking vertoonde (vorming van zeer fijn caseineneerslag).  Zulks trad alleen periodiek op, van Zondags tot Dinsdagochtends. Toen het vee werd verweid, verdween de afwijking geheel. Als oorzaak werd vermoed intoxicatie door gecondenseerde giftige stoffen, afkomstig van de verbranding van afvalproducten der kunstzijde-fabriek.”

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial