Steen en aarde in de Nederlandse volksgeneeskunst, zo heet het hoofdartikel van vandaag dat de historie van de medische toepassing van stenen in het verleden beschrijft. “De hooge mate van eerbied, welke men in het einde van de 13e eeuw voor gesteenten is gaan koesteren, is voornamelijk te danken aan het mengelmoes dat Jacob van Maerlandt (1235 – 1300, afbeelding) onder den naam Der Naturen Bloeme het licht deed zien. Vooral aan steenen uit het oosten schreef hij een bijzondere werkzaamheid toe:”
Ghemenelike sijn best die stene,
Die ons comen grote ende clene
Bi den rivieren neder te waren
Uten paradyse ghevaren.
Stenen die comen van Orient
Die syn verren wel bekent.
Meer dan zestig stenen worden door van Maerlandt op deze wijze bezongen. Donderstenen, of grommelstenen, waren stenen die door donder en stortregens zijn neergevallen, doorgaans zo groot als een ei. Zij zouden eigenhandig door de Germaanse god Donar in dergelijke omstandigheden door het hemelruim geslingerd worden, dus welk een kracht moet er niet van deze stenen uitgaan? Nog in de 17e eeuw schrijft de VOC-botanicus Rumphius daarover: “Zoo heb ik in Europa gezien dat de vrouwen, ontstekene en sweerende borsten hebbende, dezelve met deze steen dikwijls bestreeken om den brand te blussen. In ’t vaderland leggen zommigen veeherders en boeren den dondersteen in ’t water en laaten de beesten daarvan drinken als ze eenige ziekte onderhevig zijn”.
Er was ook nog ruimte voor modernere onderwerpen in deze weekaflevering, en zo wordt vandaag uitvoerig bericht over de introductie van synthetische cocaïne door Merck alsmede de chemische bijzonderheden en patenten die bij die synthese een rol speelden.