Nu, ruim honderd jaar na het einde van Wereldoorlog I, beseffen we dat niet meer zo helder, maar het jaar 1922 was maar 4 jaar na dat einde. Een periode die in Europa werd gekenmerkt door grote werkloosheid mede veroorzaakt door massaal van het front terugkerende soldaten. Blijkbaar was dat ook een probleem voor de Oostenrijkse apothekers want de KNMP deed in dit nummer een oproep, na overleg met het Comité “Internationale Hilfe für die geistigen Arbeiter Wiens”, aan Nederlandse apothekers voor geldelijke steun aan dat comité c.q. apothekers in Oostenrijk.
Een bijzonder bericht dat op deze website van het Museum Griffioen natuurlijk niet mag ontbreken is de aankoop van de historische verzameling (vooral ceramica, zie afbeelding) van de Zwitserse apotheker/verzamelaar Burkhardt Reber (1848-1926) door de Universiteit van Lausanne voor haar museum. Dit museum werd opgericht ter ere van het 50-jarig bestaan in 1923 van deze universiteit. Inmiddels blijkt deze verzameling in de vergetelheid geraakt, zij wordt nu bewaard in de archieven van het Kasteel van Noyon, maar maakt geen deel meer uit van de lopende collectie.
De papaverteelt is heden een typische, en bedenkelijke, Afghaanse aangelegenheid maar in 1922 bestond er een bloeiende papavercultuur in Bulgarije en Macedonië waarover in deze PW-aflevering wordt bericht. In 1919 waren daar 9340 hectaren beplant met P. somniferum en werd een opbrengst van bijna 380.000 kg zaad alsmede 2034 kg opium verkregen. De Bulgaarse papaver blijkt van goede kwaliteit. De zaden bevatten veel olie (tot 49%) en de opium is rijk aan morfine met een gehalte tot wel 20%. Problematisch was de industriële persing van de zaden, de achterblijvende perskoeken bleken nog 8 – 20% olie te bevatten alsmede een hoog gehalte aan eiwit.