De wilde Blimbingboom uit Indonesië (afbeelding) wordt in een bericht geroemd als een probaat geneesmiddel tegen suikerziekte. De zendeling Plattel, uit Weltevreden, meldde zijn ervaring met een paar wanhopige diabetes–patiënten welke na het gebruik van de bladeren van deze boom – als thee getrokken – absoluut genazen. Desondanks is later nog maar weinig van deze “ontdekking” overgebleven. Het is ook niet altijd goud dat er blinkt, ook niet in de wetenschap.
In een bericht over oud-Italiaansche apothekerspotten lezen we dat Italiaansche apotheken in de middeleeuwen alleen in kloosters bestonden, maar dat in het midden van de dertiende eeuw ook apotheken in steden begonnen te verschijnen. De apothekers behoorden toen tot dezelfde genootschappen als de dokters, en de apotheek begon toen een centrum te worden van intellectueele cultuur. De apotheker verkocht, behalve zijn kruiden en geneesmiddelen, ook boeken en kunstwerken en was vaak bovendien een astroloog of alchemist. In de heele vijftiende eeuw was de apotheek het middelpunt van den werkkring van den medicus. Hij ontving er zijn patiënten, onderzocht hun urine en hield er zijn geleerde besprekingen met vakgenooten. Hier stond de wieg van de scheikunde. Aan de Rijksuniversiteit te Utrecht is op Maandag 17 December 1923 bevorderd tot doctor in de wis- en natuurkunde op het proefschrift getiteld “De potentiometrische zinktitratie”, de Heer E.J.A.H. Verzijl, apotheker