Een ingezonden stuk in het Handelsblad van 24 januari 1925 betreffende misstanden in apotheken, heeft de PW-redactie tot een uitvoerige reactie geprikkeld. De waargenomen misstanden betroffen het ontbreken van een leeftijdsgrens voor apothekers (anders dan de 65-jaar grens toen voor ambtenaren) alsmede de positie van gehuwde vrouwelijke apothekers want, “ook zij zijn het, die anderen, wier bestaan uitsluitend in de apotheek gelegen is, een goede kans voor waarneming en vestiging ontnemen”. De NMP stond niet onwelwillend tegenover een leeftijdsgrens (bijv. 70 jaar) en noemt ook interessante demografische data van de toenmalige apothekerspopulatie (ca. 600) waarvan 22 van 65 jaar tot 70 en 14 ouder dan 70 jaar. Van deze 14 zijn er 8 van 83 of ouder. Over de vrouwelijke apothekers zwijgt de NMP wijselijk omdat “de inzender verzuimt aan te geven welke maatregel inzake gehuwde vrouwelijke apothekers dan zou moeten worden getroffen”.
Ook toen was er al frictie tussen apothekers en verzekeraars en werd geklaagd over een advertentie van Ziekenfonds de Volharding waarin 10 redenen om daarvan lid te blijven, onder meer “omdat De Volharding haar eigen apotheken heeft (afbeelding) en wij dus nimmer bevreesd behoeven te zijn minderwaardige of goedkope geneesmiddelen te ontvangen”.
