Dat was de titel van het openingsartikel van deze PW-aflevering. “Een bonte rij van onderzoekers heeft zich de laatste jaren er tot gezet, om de constitutie van het amylum nader te komen. Te verwonderen is dit niet,: de kennis van den bouw van het zetmeel zou zijn een mijlpaal in ons scheikundig weten, van even groot belang voor den chemicus als voor den pharmaceut en den bioloog”
In Aflevering 4 van de serie “Eenige sociaal-hygienische beschouwingen over de geneesmiddelvoorziening in het algemeen en die ten plattelande in het bijzonder” wordt uitvoerig de vestigingsdichtheid van apotheken in de verschillende provincies beschreven. Alsmede de nodige misvattingen daaromtrent. Uitgangspunt was toen “Drie of meer artsen en minstens 6.000 tot 10.000 inwoners schijnen de beste voedingsbodem voor een apothekersbedrijf te vormen”
Onder het kopje “Geneesmiddelvoorziening in ziekenhuizen” wordt gewag gemaakt van de slechte toestand daarvan in ziekenhuizen en particuliere instellingen. Het toezicht op de deugdelijkheid der genees- en verbandmiddelen, den inkoop en de aflevering daarvan wordt overgelaten aan menschen “die er iets vanaf weten”. Bepleit wordt dat de apotheek en geneesmiddelvoorraden onder toezicht van een apotheker staan. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) bestond toen nog niet, die werd pas in 1929 opgericht. Op de afbeelding onder ziet u een kloosterzuster uit het St. Janshospitaal in Brugge als apotekaresse bezig met het fijnmaken van grondstoffen.