Nu zijn poeders een vrijwel vergeten doseervorm maar een eeuw geleden zeker niet, en de oudere lezers van deze blog zullen ongetwijfeld in het begin van hun loopbaan met de poedervouwmachine hebben kennisgemaakt. In de PW aflevering van vandaag treffen we een beschrijving van zo’n machine, een Nederlandse uitvinding met de ietwat vreemde naam “Econoom” (afbeelding). Deze werd lovend beschreven omdat met toen van mening was dat een poeder superieur is aan de in die tijd opkomende, en nu niet meer weg te denken, tabletten die destijds nog de naam “comprimé” droegen. Prof. van Itallie stelde in zijn verslag: ”want hoe men het ook beziet, de samengeperste poeder is nooit zoo goed als de natuurlijke poeder en door de bewerking loopt men gevaar dat een gedeelte van het gecomprimeerde poeder niet in de maag uiteenvalt”.
Voor het eerst verscheen in het Pharmaceutisch Weekblad een wetsontwerp met bepalingen omtrent het, met openlijke aanprijzing, in het verkeer brengen van middelen tegen ziekte. Nog steeds waren toen reclames voor “patentgeneesmiddelen” geheel ongereguleerd en iedere fabrikant mocht allerlei terechte of onterechte werkzaamheid aan zijn geneesmiddel in advertenties toeschrijven. Dit wetsontwerp kende nog geen onderscheid tussen zelfzorggeneesmiddelen en receptgeneesmiddelen zoals dat later werd ingevoerd. De openlijke aanprijzing van geneesmiddelen werd daarna alleen toegestaan voor de eerste categorie.
De internationale opiumproblematiek van een eeuw geleden is reeds meermaals in deze blog voorbijgekomen. Vandaag treffen we een farmacognostische beschouwing daarvan met een vergelijking van Turkse, Indische en Perzisch opium waarin een morfinegehalte van resp. 12-15%, 4-6% en 8-10%. De superieure Turkse opium legde het land geen windeieren, in 1913 werd bijna 700 ton opium geëxporteerd. Geen wonder dus dat Turkije geen maatregelen wilde die het opiumgebruik zouden reduceren.
