In deze aflevering lezen we over een “succesvolle” behandeling van tuberculose patiënten met een Deense vinding : “een goudcombinatie die kan worden ingespoten in de aderen, of de spieren en de bacillen in het organisme doodt”. Deze vinding zou voortborduren op de “ontdekking van den Duitschen dokter Robert Koch, die aantoonde dat goudzouten kunnen dienen als een vergif voor de tuberkelbacterien”. Het geneesmiddel, Sanocrysine c.q. natrium aurothiosulfaat (afbeelding) genoemd, wekte wereldwijd veel belangstelling , maar de kritische referent tempert de verwachtingen door te verwijzen naar eerdere goudpreparaten voor de behandeling van tuberculose zoals Aurocantan (1914) en Krysolgan (1922) die later weer van het toneel verdwenen.
Toeval of niet, in 1924 werd ook de wereldklassieker “De Toverberg” van Thomas Mann gepubliceerd; over een tbc-sanatorium in Davos, waar het enige “geneesmiddel” een “Liegekur” was.
Ook wordt bericht over de historie van een ander geneesmiddel dat een langere levensduur kende, namelijk de wonderolie of ricinusolie; “een der meest geliefde geneesmiddelen onder de talrijke purgeermiddelen”. Wellicht één der alleroudste geneesmiddelen want het wordt al genoemd in de Egyptische Ebers Papyrus (1500 B.C.), maar ook de latere Grieken en Romeinen onderkenden de waarde van deze olie. In het Bijbelse Israël werd de olie ook gebruikt als vulling voor lampen. Voor de Bijbelkenners onder ons: dikke kans dat dit de olie was die figureert in de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden.